De man die niet is weg te denken van de Nederlandse voetbalvelden is vandaag te gast bij Kopstukken. We hebben het natuurlijk over Joep Schreuder, die op bekende wijze al jarenlang het Nederlands elftal en de Nederlandse topclubs op een scherpe manier weet te interviewen. Bij alleen het lezen van zijn naam denk je al terug aan zijn herkenbare stemgeluid en iconische interviews.
Voetbalzone heeft sinds enkele weken steevast een journalistieke grootheid uitgenodigd in Hofman Utrecht, waar presentator Justus Dingemanse terugblikt met de gast op mooie herinneringen en hoogtepunten uit diens carrière. In Joeps geval genoeg om over te praten, want de man betrad in 2001 voor het eerst het veld en is er sindsdien altijd op teruggekeerd. Na een baan in de kinderpsychiatrie maakte hij op zijn dertigste verrassenderwijs de stap naar journalistiek. Hoewel de sportjournalist diepgaande reportages heeft gemaakt met emotionele verhalen van Fernando Ricksen en Theo Bos is hij vooral bekend van het sproeierincident bij ADO Den Haag. Joep stond in Den Haag om de voorbeschouwing van ADO – FC Utrecht te rapporteren, toen de sproeiers ineens op het veld afgingen. Het resulteerde in een koude douche voor Joep.
In Kopstukken maakt Joep Schreuder zijn vrees binnen de journalistiek kenbaar: “Het geven van een eigen mening lijkt belangrijker dan het vertellen van een verhaal. Die trend dat journalisten voortdurend op televisie moeten komen snap ik niet zo. Ze praten over mensen in plaats van met mensen. Die kloof wordt zo langzamerhand onoverbrugbaar en daar zou ik dolgraag iets aan doen.” Verder vraagt Justus de geboren Bredanaar gevleid is met zijn aanwezigheid in De TV-kantine, waar Carlo Boszhard ruim een jaar geleden een komische imitatie van Joep Schreuder uit de hoge hoed toverde. “Vleiend? Nee joh. Ik zou liever hebben dat mensen mij vragen naar mijn interviews of mijn documentaire over Robert Enke. Daar heb ik twee maanden werk in gestoken maar voor dit krijg ik allerlei appjes. Dat zegt genoeg over de mediawereld denk ik. Kom op joh, met je kutpersiflages.”