Solomon Bockarie, het is een van de beste sprinters die wij kennen in Nederland. Solomon beschikt over een uniek talent, maar het verhaal hoe hij de top heeft weten te bereiken is nog unieker dan zijn talent.
In het boek Solo verteld Bockarie zijn levensverhaal. Zijn jeugd in Sierra Leone, het land waar de sprinter eerst voor uitkwam, was absoluut geen pretje. Hij leefde daar midden in een burgeroorlog. Tijdens deze oorlog verloor hij zijn beiden ouders uit het oog. Op een wel hele bijzondere manier kwam Bockarie in Nederland, waar hij nog opmerkelijker zijn moeder ook weer terug vond. Alles wat je maar kan bedenken heeft zich afgespeeld in het leven van deze atleet.
Naast het enorm beladen verhaal zit er natuurlijk ook een succesverhaal aan vast. In 2015, toen hij vijf jaar in Nederland had gewoond, heeft Bockarie de Nederlandse nationaliteit verkregen. Hierdoor gaf de atletiekbond hem groen licht om uit te komen onder de Nederlandse vlag. Zijn specialisaties zijn de 60, 100 en 200 meter sprint. Bockarie nam ook deel aan het 4 x 100 meter estafette onderdeel.
Het werd 2004. Lamin, de broer van mijn voetbalvriend Solomon Tucker, was een behoorlijk goede sprinter en deed namens Sierra Leone mee aan de 100 meter op de Olympische Spelen van Athene. Vol trots zat de familie Tucker voor de televisie, klaar voor het startschot van de race. De Olympische Spelen, ik had er nog nooit van gehoord. Het was sowieso de eerste keer dat ik op televisie naar atletiek keek. Ik snapte er niets van, al die mensen die voor de lol rondjes renden over een atletiekbaan, maar vond het leuk om Solomon Tucker en zijn familie zo opgewonden te zien kijken. Toen het startschot klonk, sprongen ze fanatiek op. ‘Kom op, Lamin!’ riep Solomon. ‘Rennen, man. Rennen!’ Lamin gaf alles wat hij had, maar kwam als voorlaatste over de streep in een tijd van 10.72 seconden. Al na de eerste ronde zaten de Olympische Spelen er voor hem op. Een beetje beteuterd plofte zijn familie weer op de bank. Ik gaf Solomon Tucker een por in zijn zij . ‘Jouw broer is naar de Olympische Spelen gegaan, maar wordt keihard uitgeschakeld in de eerste ronde!’ schaterde ik. Maar Solomon beet van zich af. ‘Hou je mond, man. Weet je wat het betekent om daar te mogen zijn? Lamin is de beste sprinter van heel Sierra Leone!’ ‘Nee, hij is echt niet goed,’ zei ik. ‘Hij heeft onze regering vast geld gegeven om te mogen gaan. Als Lamin naar de Olympische Spelen mag, mag ik het ook. Let maar op, over vier jaar ben ik erbij !’ Nu was het de beurt aan Solomon Tucker en zijn familie om mij uit te lachen. ‘Solomon Bockarie met zijn praatjes! Laat eerst maar eens zien wat je waard bent.’ Natuurlijk was het gekkigheid. Ik droomde helemaal niet van een leven als atleet, ik wilde voetballer worden. En zolang dat er niet in zat, ging ik voor een carrière als advocaat of arts. Het liefst ging ik in Engeland studeren, in Oxford of Cambridge. Maar te ver vooruitkijken had geen zin, wist ik. Je weet nooit wat het leven voor je in petto heeft . Zeker niet in Sierra Leone. Daarom bekeek ik het leven van dag tot dag, een instelling die ik vandaag de dag nog steeds heb. Van meneer Braima mocht ik nog altijd niet naar een gewone school en dus kreeg ik nog steeds dagelijks thuis les van meneer Kamara. Om te mogen studeren, moest ik eerst de junior highschool en senior highschool afronden. Normaal gesproken duren beide opleidingen drie jaar, maar omdat ik door de oorlog een paar jaar nauwelijks naar school was geweest, was het niet vreemd dat ik pas op mijn achttiende klaar was voor het examen van de junior highschool. Ik slaagde met vlag en wimpel, waarna ik mocht beginnen aan de senior highschool. De situatie was eindelijk veilig genoeg om naar een gewone school te gaan. Ik sloot steeds meer vriendschappen, zoals met Abdul. Hij was een paar jaar ouder dan ik en fanatiek bezig met atletiek. Hij was zo goed dat hij trainde bij het nationale team en zelfs wedstrijden mocht lopen in het
buitenland. Vooral in de sprint blonk hij uit. Wanneer hij terugkwam van zo’n internationale wedstrijd, kwam hij vaak bij mij langs om te vertellen over wat hij had meegemaakt of over het prijzengeld dat hij had gewonnen. ‘Moet je eens kijken wat ik hier heb,’ zei Abdul toen hij terugkwam van een wedstrijd in Senegal waar hij 500 dollar had gewonnen. Hij ritste de zak van zijn rugzak open en stak zijn hand erin. Abdul graaide wat en hield daarna zijn vuist in de lucht. Hij opende ’m en begon hard te lachen. Ik wist niet wat ik zag. De hand van Abdul zat vol met kleine, witte zakjes. ‘Suiker, uit het vliegtuig,’ zei Abdul koeltjes. ‘Wow,’ was het enige wat ik kon uitbrengen. ‘Ja, dat krijg je als je atleet bent. Je mag reizen en verdient geld. Misschien is het ook wel iets voor jou. Waarom ga je er niet voor?’ Atleet worden, ik had het nog nooit overwogen. Maar zo’n leven als Abdul dat had, leek mij ook wel wat. Ik besloot een keertje met hem mee te gaan naar de atletiekbaan. De trainingsbaan in ons deel van Freetown was een voetbalveld van hard en oud gravel. Hier en daar lagen er stenen op de baan, die je pas zag als het al te laat was om uit te wijken. De atletiekclub die er trainde was de grootste en beste van het land, de Camp Canada Athletics Club. Ik mocht aansluiten bij een groep met een kleine honderd atleten, die trainden op versleten sportschoenen. Ze trokken wat sprintjes en ik bleek het tempo van de rest zowaar goed te kunnen volgen. Waar al dat gevoetbal wel niet goed voor was geweest. Ik had er lol in en
besloot om vaker te komen trainen, al moest ik dan wel lid worden. Het lidmaatschap kostte 2000 leones per maand. Veel geld als je geen inkomsten had, zoals ik.
‘Kun je het niet betalen, dan mag je een week niet trainen,’ kreeg ik te horen, maar ik waagde het erop en werd lid. Dat had mijn vader nooit goedgevonden, want sporten kon zomaar ten koste gaan van mijn schoolprestaties. Maar ik hoefde inmiddels niet meer overtuigd te worden van het belang van een goede opleiding en bleef me focussen op school. Voortaan stond ik gewoon wat vroeger op, zodat ik al om zes uur in de ochtend kon gaan trainen. Samen met mijn nieuwe vrienden gaf ik twee uur alles wat ik had en ging daarna door naar school. Ook in de avond kwamen we regelmatig weer bij elkaar en trainden we opnieuw. Een doel had ik niet. Ik vond het vooral heerlijk om te ontdekken dat ik ergens goed in was, een gevoel dat ik bij het voetballen vaak niet had. Ook genoot ik van de goede sfeer na de avondtraining. We dronken thee, kletsten over voetbal en luisterden op de radio naar muziek. Soms deden we ook aan krachttraining. Dan doken we een kleine, geïmproviseerde sportschool in waar we aan de slag gingen met oude, roestige apparaten. Een trainingsopbouw was er niet: we deden oefeningen waarvan we dachten dat ze goed waren. Zo hard en fanatiek mogelijk. Serieuze wedstrijden waren er nauwelijks. Een competitie ontbrak. Het nationale kampioenschap in april en de kerstwedstrijden in december waren de enige mogelijkheden voor atleten om te laten zien wat ze konden en om wat geld te verdienen. Dat hoopte ik ook te doen bij mijn eerste optreden tijdens de kerstwedstrijden van 2006. De weken voor het evenement waren er op de radio dagelijks aankondigingen te horen. De winnaars van de races konden veel geld verdienen, werd er medegedeeld, soms wel 200.000 leones – twintig euro. Ik schreef me in voor de 100 en 200 meter. Volgens mij waren dat de afstanden die mij het beste lagen vanwege mijn bescheiden maar explosieve bouw. Hoewel ik hoopte de finale te halen, verwachtte ik natuurlijk niet dat ik kon winnen. Ik trainde pas een paar maanden en was daarnaast met mijn negentien jaar een van de jongste deelnemers. De dagen voor de wedstrijden deed ik niet veel meer dan slapen, want ik wilde zo uitgerust mogelijk aan de start verschijnen. Op de dag van mijn races reisde ik wat gespannen af naar het noorden van Freetown, naar het nationale stadion. Tijdens de oorlog diende het stadion als schuilplaats voor vluchtelingen en raakte het zwaar beschadigd. Met dank aan Chinese investeerders was het inmiddels weer opgeknapt. Het was een groot, open complex met een grasveld en daaromheen een atletiekbaan. Hekken met prikkeldraad scheidden het veld van de tribunes, waarop bij na veertigduizend mensen konden plaatsnemen. Vrouwen liepen al rond met op hun hoofd schalen vol snoep en frisdrank.
Wil je meer lezen over topatleet Solomon Bockarie? Dat kan! Wij mogen namelijk vijf exemplaren weggeven. Wat moet je doen? Laat in onze op Facebook weten waarom jij dit boek moet hebben of stuur ons een privé bericht via Instagram. Wie weet sprint het boek dan naar jouw deurmat.