Hugo Borst deelt bijzondere verhalen in Borst, van Willem van Hanegem tot Johan Derksen

04 mei , 12:00 Entertainment
att29566
Hugo Borst, al veertig jaar staat hij volop in het midden van de van wondere wereld van het profvoetbal. Hij kwam op als verlegen schrijver bij het blad Voetbal International en is tegenwoordig niet meer weg te denken van de tv als het om voetbal gaat. Zeg je voetbal, zeg je Hugo Borst. Als scherpe columnist in de krant is deze ras Spartaan messcherp. Nu is zijn eigen boek uitgekomen genaamd Borst
Wat het boek zo bijzonder maakt? Hugo Borst kan echt mensen raken. Hij kan ontroeren, bijvoorbeeld als hij schrijft over hoe hij met zijn vader op de tribune bij Sparta zat. Maar ook over de enkel van Marco van Basten kan hij schrijven alsof het een meesterwerk is. hugo kan ook onthullen. Zo komt er in zijn boek een stuk voor over een interview met de poedelnaakte Willen Van Hanegem. In zijn nieuwste boek zijn de beste stukken van Hugo Borst bij elkaar gepakt, inclusief een werk over Johan Derksen.

Hoofdstuk met Willem van Hanegem

In de Nederlandse voetbalcultuur is de kleedkamer heilig. Daar kom je als niet-voetballer niet, tenzij je voetballers mag kneden, toespreken of hun bemodderde kleding mag wassen. De kleedkamer is verboden voor onbevoegden. Johan Cruijff duldt er zelfs geen voorzitters. Toen De Kuip nog niet gerenoveerd was, stond op doordeweekse dagen de deur van de kleedkamer soms open en over de gang lopend wierp ik dan een steelse blik. In een fractie van een seconde zag ik proppen tape die enkels en knieën bij elkaar hadden gehouden, flesjes water of bekertjes met restjes Isotone dorstlesser, kluiten aarde en stoomwolken, en ik rook ook het aroma van dure zeep of de kruidige aarde van het trainingsveld en ik hoorde geluiden, typische kleedkamergeluiden – getik van noppen op tegels, gelach, een scheet, gegil. Er is maar één kleedkamer in Nederland waar je binnen kan lopen: de kleedkamer van de trainers van Feyenoord. Als Van Hanegem er is tenminste, want Geert Meijer vindt het volgens mij huisvredebreuk, keeperstrainer Pim Doesburg ook, maar ze zeggen niks, ze zijn ook helemaal niet onaardig of zo, ze respecteren dat Van Hanegem het soms gezellig vindt om een beetje slap te ouwehoeren. Ik behoor tot de happy few die weleens komt aanlopen. Ik tref het, Doesburg en Meijer zijn er niet. ‘Die zwervers verzieken heel je veld,’ zegt Van Hanegem narrig. "Die zwervers" dat zijn de Stones, althans de fans van de Stones. Feyenoord heeft voor het eerst sinds de opening van de Kuip in 1937 een nieuwe grasmat. Van Hanegem is er trots op, en vindt het even onbegrijpelijk als ontheiligend dat de Stones twee dagen bezit kunnen nemen van het binnenste van de net gerenoveerde Kuip.
Als Van Hanegem zijn voetbalschoenen uittrekt, ontstijgt een bijna onzichtbare damp. Hij trekt zijn trainingspak uit. Ik kijk nog eens naar zijn voetbalschoenen die nog warm zijn van binnen. Adidas. De lip staat omhoog gekruld. Ik kijk naar zijn voeten. Ze zijn massief. Brede, witte wreven zonder haartjes. Daarboven enkels die versleten schijnen te zijn, maar volgens Van Hanegem nog best scharnieren.
‘Het afscheid van Van Basten in San Siro was op tv, hè?’ zegt Van Hanegem. Hij praat zacht.
‘Triest, vond je niet,’ zeg ik.
‘Ik heb het niet gezien. Ik hoorde dat die Capello huilde toen Van Basten zijn laatste ronde liep.’
Zijn grote tenen zijn foeilelijk. Ze jubelen. Van Hanegem vertelt waarom ze hem de Kromme zijn gaan noemen: ‘Ik moest met een gebroken teen voetballen. Dat kon eigenlijk niet, dus raakte ik alles uit pure ellende buitenkant voet, dus die ballen draaiden allemaal met effect over het gras. Kromme ballen... Maar het was uit nood geboren, dat vergeten de mensen meestal. Het was geen show.’ Hij lacht verlegen, alsof hij wil zeggen: ik klink toch niet te belegen, hè, of te opschepperig?
Van Hanegem zit naakt op de stoel. Ik moet aan Rutger Hauer denken, in Turks fruit. Een breed, taai, gespierd, marmeren lichaam. Hij heeft héél dat lichaam gebruikt als voetballer. Mensen vergeten dat weleens, dat je met je hele lichaam voetbalt. Op zijn rechterbeen leunde en steunde hij, met zijn linker verdeelde hij het spel, maar ook de hoekige, grove schouders, de ellebogen en de handen gebruikte hij, vaak om tegenstanders pijn te doen, maar vooral om ze de baas te zijn, want op het veld was hij niet zo’n sociaal type en natuurlijk gebruikte hij zijn borst om er de bal op te laten uitrusten, maar het meeste deed hij toch wel met zijn hoofd, en dan bedoel ik natuurlijk met het kopwerk, al beheerste hij het koppen trouwens ook, doordat hij niet alleen met zijn voorhoofd kopte maar met zijn hele lichaam; knieën, romp, schouders, ellebogen, handen, vingers kopten vrolijk mee Het hoofd van het voetbalgenie. Ik kijk naar het karakteristieke hoofd, waarin een sigaret hangt. Een vriendelijk hoofd, beminnelijk en geinig. En ook dat hoofd heeft geleefd. Een hoofd dat hoe ouder hoe mooier wordt.
Omdat hij zijn sigaret nog niet op heeft, stelt hij de douche nog even uit. Daar zit hij, naakt op een stoel. Roerloos. Net als in de dugout.  Van Hanegem moet in brons worden gegoten. Moulijn heeft zijn muurtje in de Bloklandstraat, Jan Linssen heeft een café, Ernst Happel straks een straat, Wim van Hanegem – de voetballer, niet de trainer – verdient een standbeeld, want ik voorspel dat hij een keertje doodgaat. En hoewel niemand hem zal vergeten, zou dat standbeeld er bij leven en welzijn al moeten komen. Er zal toch wel een kunstenaar zijn die zijn vertederende, weergaloze traagheid kan verbeelden? Waar het monument moet staan? Op het stadionplein natuurlijk!
Hij vraagt of ik me een bepaald spelmoment kan herinneren uit de Supercup-wedstrijd. Hij roept het in mijn herinnering op. Maar ik lieg, ik zeg dat ik het me herinner, uit schaamte. Van Hanegem begint te praten. Tijdens zijn uitleg dwalen mijn gedachten af. Hoeveel spelsituaties heeft hij op zijn harde schijf staan? Duizenden. Spelmomenten van de laatste wedstrijd die hij coachte, maar ook van de eerste die hij speelde.
Van Hanegem staat op en loopt de doucheruimte in. Hij is natuurlijk niet zo schattig als hij lijkt. Van Hanegem kan nurks en cynisch zijn. Mopperkont. Hij moppert soms op alles en iedereen. Dat de spelers lopen te zaniken, dat verslaggever Dick van den Polder nu hij met twee spitsen speelt weer om drie spitsen zeurt, ga zo maar door.Hij begrijpt sommige spelers niet. Sommige spelers begrijpen hem niet. Geert Meijer, zijn trouwe adjudant, zegt altijd tegen spelers die lopen te zaniken over hun trainer dat ze zich pas zorgen moeten gaan maken als Van Hanegem niet meer over hen loopt te zaniken. Maar hoewel Van Hanegem een tijdloze figuur is, gaapt er een generatiekloof. Veel spelers vinden dat hij niet als een trainer praat. Dat klopt ook wel. Hij laat trainerstaal nadrukkelijk achterwege. Niet of nauwelijks Rab en Groenenwoud-jargon. Maar is een trainer zonder trainerstaal in de ogen van de spelers wel trainer? Het dilemma is dat hij voetballer is gebleven. Zijn spelers willen leiding, desnoods een straffe hand, een boete. Maar Van Hanegem beboet niemand, zoals hij ook bijna niemand prijst. Hij prijst ze wel; hij doet dat zwijgend, zagen ze dat maar. Van Hanegem vindt niet dat prijzen met woorden gedaan moet worden. Happel deed dat ook niet.
       De douche houdt op met stromen.
       De telefoon gaat.
       ‘Moet ik hem opnemen, Willem?’
       ‘Nee, nee, laat maar gaan.’
Het boek van Hugo Borst, Borst is overal verkrijgbaar. Je kan hem vinden op internet of bij je lokale boekenwinkel. Bij dit boek krijg je de mooiste verhalen van Hugo Borst te lezen en wordt je meegenomen in zijn manier van schrijven.
Delen met
Ook interessant