Voorpublicatie: Een Gewaarschuwd Man van Michael Connelly

08 nov 2020, 22:00 Entertainment
vp 9789022591437
Schrijver Michael Connelly schrijft al meer dan 25 jaar thrillers. Door zijn baan als de Amerikaanse Peter R. de Vries heeft hij voldoende meegemaakt om over te schrijven. De boeken van Connelly hebben hebben alle belangrijke thrillerprijzen gewonnen en wereldwijd zijn er al meer dan 60 miljoen boeken van zijn hand verkocht. Nu komt hij eindelijk weer met een nieuw razendspannend boek: Een Gewaarschuwd Man. Wij mogen alvast exclusief een voorpublicatie delen!

Een gewaarschuwd man

Ervaren verslaggever Jack McEvoy heeft eerder moordenaars ontmaskerd. Wanneer een vrouw met wie hij ooit een onenightstand had wordt vermoord, stuit hij op het meest ingenieuze criminele meesterbrein waar hij ooit mee in aanraking is gekomen. McEvoy stort zich op de zaak tegen alle waarschuwingen van de politie en zijn eigen redacteur in en doet een schokkende ontdekking die deze moord verbindt met andere mysterieuze moorden. Maar ook hijzelf wordt verdacht en hij moet zich in allerlei bochten wringen om uit de gevangenis te blijven. In een race tegen de klok om zijn naam te zuiveren, komt McEvoy steeds dichter bij de identiteit van de seriemoordenaar. Die lijkt hem telkens een
stap voor te zijn en weet zelfs meer van zijn slachtoffers dan ze konden vermoeden.

Preview Een gewaarschuwd man

Laurel Canyon, verworden tot een kronkelende slang, kostte me bijna een half uur. Opnieuw leerde ik een harde les over Los Angeles: er was geen spitsuur, want elk uur was spitsuur.
Het adres dat op Jason Hwangs cv stond, betrof een huis aan Willoughby Avenue in een buurt vol dure huizen met hoge heggen. Het leek iets te mooi voor een werkloze bioloog van net over de dertig. Ik parkeerde, liep onder een boog door die gesnoeid was uit een heg van bijna twee meter dik en klopte op de aquamarijnblauwe deur van een witte kubus van twee verdiepingen. Nadat ik had aangeklopt, drukte ik tevens op de bel, terwijl ik eigenlijk óf het een óf het ander had moeten doen. Maar toen ik op de bel drukte, hoorde ik een hond blaffen. Het geblaf werd meteen onderbroken toen iemand de hond bij de naam riep: ‘Tipsy.’
De deur ging open en een man met een speelgoedpoedeltje onder de arm stond voor me. Het hondje was even wit als het huis. De man was van Aziatische afkomst en erg klein van stuk; niet alleen kort, maar ook smal.
‘Hallo. Ik ben op zoek naar Jason Hwang,’ zei ik. ‘Wie bent u? En wat wilt u van hem?’
‘Ik ben verslaggever. Ik werk aan een artikel over gt23 en zou hem daar graag over spreken.’ ‘Wat voor artikel?’
‘Bent u Jason Hwang? Ik vertel het hem graag zelf.’ ‘Ja, ik ben Jason. Waar gaat het over?’
‘Als u het goedvindt, zou ik u dat liever niet hier buiten vertellen. Kunnen we ergens gaan zitten? Binnen, of hier in de buurt?’
Het was een tip van Foley, mijn redacteur toen ik in deze business begon: ga het gesprek nooit aan de deur aan. Als mensen geen prijs stellen op je vragen, kunnen ze de deur dichtdoen.
‘Hebt u een kaartje? Of een legitimatie?’ vroeg Hwang. ‘O ja, natuurlijk.’
Ik haalde een kaartje uit mijn portefeuille en gaf het hem. Ik liet hem ook de perskaart zien die me zes jaar eerder was uitgereikt, toen ik nog regelmatig misdaadverhalen voor Velvet Coffin
schreef. Hwang bekeek ze allebei nauwkeurig, maar merkte niet op dat de perskaart van 2013 was en dat de man op de foto er een stuk jonger uitzag dan ik. In elk geval zei hij er niets van.
‘Oké,’ zei Hwang, en hij gaf me de perskaart terug. ‘U mag wel binnenkomen.’ Hij deed een stap naar achteren om me door te laten. ‘Dank u,’ zei ik. Hij ging me voor door de hal naar een witgeschilderde woonkamer met aquamarijn meubilair. Hij wees naar de bank, ten teken dat ik daar kon gaan zitten, en nam zelf plaats in een bijpassende, met stof beklede fauteuil, met de hond naast zich. Hij droeg een witte broek en een zeegroen golfhemd. Hij paste perfect bij het huis en het interieur, en ik dacht niet dat dat toeval was.
‘Woont u hier alleen?’ vroeg ik.
‘Nee,’ zei Hwang. En hij ging verder niet op het onderwerp in.
‘Goed… zoals ik aan de deur al zei, schrijf ik een artikel over gt23. Ik stuitte op uw rechtszaak. De uitspraak is nog hangende, klopt dat?’
‘Die is nog hangende. Er is nog geen datum voor de zaak vastgesteld,’ zei hij. ‘Maar ik kan daarover niet met u praten, want die zaak is nog onder de rechter.’
‘Nou, ik kom ook niet precies voor uw rechtszaak. Als ik verder niet inga op uw rechtszaak, mag ik u dan een paar vragen stellen?’
‘Nee. Dat kan echt niet. Toen die andere journalist belde, zei mijn advocaat dat ik niets kon zeggen. Ik wilde wel, maar hij stond het niet toe.’
Opeens werd ik gegrepen door de grootste vrees die een verslaggever kan hebben: dat een ander er met je verhaal vandoor gaat. Het kon zijn dat een andere journalist op hetzelfde spoor zat.
‘Wie was die andere journalist?’ vroeg ik.
‘Weet ik niet meer,’ zei Hwang. ‘Maar mijn advocaat zei hem dat het niet kon.’
‘Oké, maar was dat onlangs? Of was het toen u de zaak aanspande?’
‘Ja, toen ik de zaak aanspande.’
Ik voelde een golf van opluchting. De zaak was al bijna een jaar geleden in gang gezet. Het was vast uit routine geweest dat een verslaggever – waarschijnlijk van de L.A. Times – hem om commentaar had gevraagd nadat hij de zaak op de rol had zien staan.
‘En als we het onder ons houden?’ vroeg ik. ‘Ik zal u niet citeren en uw naam niet noemen.’
‘Ik weet het niet,’ zei Hwang. ‘Het klinkt nog steeds riskant. Ik ken u niet en nu wilt u dat ik u vertrouw.’
Het was een dans die ik al veel vaker was aangegaan. Mensen zeiden steeds weer dat ze niet konden of wilden praten. De truc was om op hun woede te zinspelen en hen die te laten uiten. Dan praatten ze wel.
‘Ik kan alleen maar zeggen dat ik u zou kunnen beschermen tegen identificatie,’ zei ik. ‘Mijn eigen geloofwaardigheid staat ook op het spel. Als ik een bron verraad, zal geen enkele andere bron me nog vertrouwen. Ik heb zelfs een keer drieënzestig dagen gezeten omdat ik de naam van een bron niet wilde noemen.’ Hwang schrok zichtbaar. Veel mensen die de kat uit de boom keken, waren onder de indruk van die ervaring.
‘Wat gebeurde er?’ vroeg Hwang.
‘De rechter liet me gaan,’ zei ik. ‘Hij wist dat ik die naam niet zou noemen.’
Dat was allemaal waar. Ik liet alleen het gedeelte weg waarin mijn bron – Rachel Walling – zich bekendmaakte. Daarna had het geen zin meer de gijzeling wegens minachting van het hof voort te zetten en werd ik vrijgelaten.
‘Het punt is – als ik u iets vertel, zullen ze weten dat het van mij komt,’ zei Hwang. ‘Ze zullen dat artikel lezen en dan zeggen zij: van wie anders kan dat zijn?’ Uw informatie zal alleen dienen om de omstandigheden te schetsen. Ik neem niets op. Ik hoef niet eens aantekeningen te maken. Ik probeer alleen te begrijpen hoe dingen in elkaar steken.’ Hwang liet een stilte vallen en nam een besluit.
‘Stel uw vragen maar. Als ze me te ver gaan, geef ik geen antwoord.’ ‘Dat lijkt me redelijk.’
Ik had er niet echt over nagedacht hoe ik me zou opstellen als Hwang zou besluiten met me te praten – al of niet met vermelding van naam en toenaam. Nu was het ogenblik daar. Net als een goede rechercheur wilde ik mijn gesprekspartner niet al mijn informatie geven. Ik kende hem ook niet en wist op mijn beurt niet aan wie hij dingen kon doorspelen. Hij had er moeite mee mij te vertrouwen. Ik had dezelfde moeite jegens hem. ‘Laat ik u eerst uitleggen wie ik ben en wat ik doe,’ begon ik. ‘Ik werk voor een nieuwssite die FairWarning
heet. Wij schrijven over consumentenbescherming, we komen op voor de kleine man. Nu is mij gevraagd om te kijken naar de veiligheid van persoonlijke informatie en biologisch materiaal op het vlak van genetische analyse.’ Hwang fronste meteen zijn wenkbrauwen. ‘Welke veiligheid?’
Ik had die zin graag opgeschreven, want ik zag er instinctief het eerste citaat van het verhaal in. Het provoceerde en zou de lezer mee naar binnen trekken. Maar dat kon niet. Ik had een afspraak met Hwang.
‘Ik kreeg het idee dat u niet onder de indruk was van de veiligheid bij gt23,’ zei ik. Met opzet liet ik het vervolg open. Hwang kon ermee doen wat hij wilde.
‘Wel bij het lab,’ zei Hwang. ‘Mijn lab was potdicht. We hielden ons aan alle protocollen en dat zal ik in de rechtszaal bewijzen. Het ging om wat er achteraf gebeurde.’
‘Achteraf?’
‘Daar waar de gegevens naartoe gingen. Het bedrijf had het geld nodig. Het interesseerde ze niet waar alles naartoe ging, zolang ze betaald werden.’ ‘Als u zegt “ze”, dan bedoelt u gt23?’
‘Ja, natuurlijk. Ze gingen naar de beurs en moesten meer winst maken om de aandeelhouders te kunnen uitkeren. Dus stonden ze open voor zaken. En ze legden de lat lager.’
‘Kunt u een voorbeeld geven?’
‘Te veel om op te noemen. We verstuurden dna over de hele wereld. Duizenden monsters. Het bedrijf had het geld nodig en niemand werd geweigerd zolang het lab was ingeschreven bij de fda of het buitenlandse equivalent daarvan.’
‘Maar dan moesten ze dus legaal bezig zijn. Het was niet zo dat er iemand aan kwam rijden en zei: “Ik heb dna nodig.” Ik begrijp uw bezorgdheid niet.’
‘Het is nu het Wilde Westen. Met genetisch onderzoek kun je alle kanten op. Het staat nog in de kinderschoenen. En wij – ik bedoel: het bedrijf – heeft geen greep op wat er met die monsters gebeurt zodra ze de deur uit zijn. “Dat is een probleem voor de fda, niet voor ons,” was de houding. En ik kan u zeggen dat de fda er geen moer aan deed.’
‘Oké, dat is me duidelijk. Ik zal niet zeggen dat het een goede zaak is, maar men bewaakte toch de anonimiteit? Die onderzoekers kregen dan wel dna, maar niet de identiteit van de deelnemers.’
‘Zeker, maar daar gaat het niet om. U hebt het over het heden. Maar hoe moet dat in de toekomst? Deze wetenschap is nog piepjong. Het menselijk genoom is nog maar net twintig jaar bekend. Elke dag wordt er wel iets nieuws aan ontdekt. Zal dat wat nu nog anoniem is ook nog anoniem zijn over twintig jaar? Of over tien jaar? Wat als gebruikersnamen en wachtwoorden er niet meer toe doen? Wat als je je straks identificeert met je dna terwijl je dat al hebt weggegeven?’
Hwang stak zijn hand op en wees naar het plafond. ‘Zelfs het leger denkt daarover na,’ zei hij. ‘Wist u dat het Pentagon dit jaar alle leden van het leger heeft opgedragen geen dna-kits te gebruiken vanwege de veiligheidsrisico’s?’ Ik had dat verslag niet gezien, maar begreep waar Hwang naartoe wilde.
‘Hebt u gt23 daarvoor gewaarschuwd?’ vroeg ik.
‘Natuurlijk heb ik dat gedaan,’ zei Hwang. ‘Elke dag weer. Ik was de enige.’
‘Ik heb over uw zaak gelezen.’
‘Daar kan ik niet over praten. Ook niet onder ons. Mijn advocaat…’
‘Dat vraag ik ook niet van u. Maar in de aangifte staat dat de collega die de klacht tegen u indiende – David Shanley – op uw baan uit was en dat de zaak niet door het bedrijf werd onderzocht.’ ‘Allemaal leugens.’
‘Dat weet ik. Dat begrijp ik. Maar denkt u niet dat ze u de mond hebben willen snoeren in verband hiermee? In verband met het gebrek aan controle van en zorg om wat er met dat dna gebeurde?’
‘Ik weet alleen dat Shanley mijn baan kreeg. Hij loog over mij en kreeg verdomme mijn baan.’
‘Dat kan zijn beloning zijn geweest omdat hij u het bedrijf uit had gewerkt. Ze waren bang dat u een klokkenluider zou worden.’
‘Mijn advocaat heeft bedrijfsdocumenten gevorderd. E-mails. Als het zo is, dan zullen we dat vinden.’
‘Laten we even teruggaan naar wat u zei over dna dat door het bedrijf werd verkocht. Kunt u zich nog namen herinneren van laboratoria of biotechbedrijven aan wie monsters werden verkocht?’
‘Het waren er te veel om te onthouden. Vrijwel dagelijks stelden we monsterpakketten samen.’
‘Wie nam de meeste dna-monsters af? Weet u dat nog?’
‘Niet echt. Waarom vertelt u me niet waar u naar op zoek bent?’
Ik keek hem een lang ogenblik aan. Ik was hier de speurder, naar feiten, naar informatie. Ik hoorde mijn kaarten tegen de borst te houden en niets te delen voor het tijd was alles in een artikel te zetten. Maar ik voelde aan dat Hwang meer wist dan hij zei, zelfs al besefte hij dat nu nog niet. Ik vond dat ik mijn eigen regel moest overtreden en moest geven om te krijgen.
‘Oké. Ik zal u vertellen waarom ik hier zit.’
‘Graag.’
‘Vorige week werd er in l.a. een jonge vrouw vermoord. Haar nek was gebroken. Ik was nieuwsgierig en vond drie andere vrouwen, in Californië, Texas en Florida, die op precies dezelfde manier waren vermoord.’
‘Ik begrijp dit niet. Wat heeft dat te maken met…’
‘Misschien niets. Misschien is het allemaal toeval. Maar alle vier hadden ze deelgenomen aan gt23. Ze kenden elkaar niet, maar ze hadden alle vier hun dna opgestuurd. Vier vrouwen die op dezelfde manier werden vermoord, vier vrouwen en alle vier deelnemers. In mijn ogen is dat geen toeval meer. Daarom zit ik hier.’
Hwang zei niets. Hij leek de reikwijdte te overdenken van wat ik hem had verteld.
‘En dat is niet alles,’ zei ik. ‘Ik heb er nog niet verder in kunnen duiken, maar er kan nog een overeenkomst zijn.’
‘Welke?’
‘Een vorm van verslavingsgedrag. De vrouw uit l.a. was in behandeling geweest wegens alcohol- en drugsgebruik. Ze was nogal een feestbeest, ging graag naar clubs en cafés om mannen te ontmoeten.’
‘Dirty four.’
‘Pardon?’
‘Dirty four. Sommige genetici noemen het zo; het drd4-gen.’ ‘Waarom?’
‘Het staat in verband met riskant gedrag en verslaving, inclusief seksverslaving.’
‘Is het een vrouwelijk gen?’
‘Vrouwelijk en mannelijk.’
‘Stel, er is een vrouw die regelmatig in haar eentje naar cafés gaat om mannen op te pikken voor seks – zegt u dan dat ze dat doet vanwege dat drd4-gen?’
‘Zou kunnen. Maar de wetenschap staat nog in de kinderschoenen en iedereen is weer anders. Ik denk niet dat je het met zekerheid kunt zeggen.’
‘Zijn er, voor zover u weet, medewerkers van gt23 die dat dirty four-gen bestuderen?’
‘Dat is mogelijk, maar dat is precies wat er volgens mij zo fout is. We kunnen dna verkopen voor één doel, maar wie houdt ze tegen als ze het ergens anders voor willen gebruiken? Wie houdt ze tegen als ze het doorverkopen aan een derde?’
‘Ik heb een verhaal gelezen over het bedrijf. Er stond een lijst in van de plaatsen waar het dna naartoe ging. Er werd ook een onderzoek naar verslaving en riskant gedrag genoemd bij een lab in Irvine.’
‘Ja. Orange Nano.’
‘Is dat het lab?’
‘Ja, dat is het. Grote afnemers.’ ‘Wie is de baas daar?’
‘Een biotechnicus die William Orton heet.’
‘Is het onderdeel van de Universiteit van Californië, van uc Irvine?’
‘Nee, het wordt met privégeld gefinancierd. Waarschijnlijk Big Pharma. Kijk, gt23 verkocht liever aan privélabs dan aan universiteiten. De privélabs betaalden meer en er werd geen openbaar register van transacties bijgehouden.’
‘Hebt u met Orton te maken gehad?’
‘Ik heb hem een paar keer aan de telefoon gehad. Meer niet.’
‘Waarom had u hem aan de telefoon?’
‘Hij belde me over een pakket monsters. Gewoon om te weten of het was verstuurd of om het te laten meesturen met een bestaande bestelling.’
‘Hij bestelde wel vaker?’ ‘Zeker. Heel vaak.’
‘Bedoelt u elke week?’
‘Nee, maar wel bijna elke maand.’
‘En waar bestond zo’n bestelling dan uit? Hoeveel?’ ‘In een pakket zaten honderd monsters.’
‘Waarom zou hij steeds weer nieuwe pakketten nodig hebben?’
‘Voor onderzoek op langere termijn. Dat doen ze allemaal.’
‘Had Orton het ooit over het onderzoek in zijn lab?’ ‘Af en toe.’
‘Wat zei hij dan?’
‘Niet zo veel. Alleen dat zijn onderzoek zich daarop richtte. Verslaving in allerlei vormen. Alcohol, drugs, seks. Hij wilde die genen isoleren en er behandelingen voor ontwikkelen. Zo weet ik van de dirty four. Van hem.’
‘Hij gebruikte zelf die formulering? Dirty four?’ ‘Ja.’
‘Had iemand anders er ooit eerder zo over gepraat?’
‘Niet dat ik me kan herinneren.’
‘Bent u zelf ooit bij Orange Nano geweest?’
‘Nee, nooit. Mijn enige contact was telefonisch en per e-mail.’
Ik knikte. Op dat moment wist ik dat ik naar Irvine zou gaan om Orange Nano.
Een Gewaarschuwd Man van Michael Connelly ligt vanaf dinsdag 10 november bij jou in de boekhandel.
vp 9789022591437 668x1024
Delen met
Ook interessant