In de verlaten ruïnes van Tsjernobyl, waar sinds de ramp van 1986 de straling constant hoog blijft, bloeit het leven op onverwachte wijze. Niet alle soorten lijden onder de radioactiviteit, sommige lijken zich er juist mee te voeden. Wat ooit een nachtmerrie-omgeving was, blijkt een broedplaats van buitenaardse veerkracht. Schimmels die radioactiviteit eten
Onderzoekers ontdekten in de reactorruïne onder andere de zwarte schimmel Cladosporium sphaerospermum. In tegenstelling tot wat je zou verwachten, dat radioactiviteit vernietigend werkt, gedijt deze schimmel juist op plekken met extreem hoge straling.
De verklaring is verbluffend simpel én ingenieus: de cellen van deze schimmel bevatten melanine, hetzelfde pigment dat onze huid donker maakt. Bij deze schimmel lijkt melanine in staat om gamma-straling op te vangen en om te zetten in chemische energie: een proces dat bekend staat als radiosynthese. Net zoals planten zonlicht omzetten via fotosynthese, “eten” deze radiotrofe schimmels straling.
In laboratoriumomstandigheden is aangetoond dat soorten als Cladosporium sphaerospermum, maar ook Wangiella dermatitidis en Cryptococcus neoformans, sneller groeien wanneer ze worden blootgesteld aan radioactiviteit, tot wel 500 keer de normale achtergrondwaarden.
Waarom dit wonder niet vanzelfsprekend is
Ioniserende straling is voor de meeste levensvormen desastreus: het beschadigt DNA en eiwitten, en zorgt voor fatale mutaties. Dat sommige schimmels daartegen bestand zijn, en er zelfs op floreren, vraagt om bewondering. Melanine blijkt de sleutel: het neutraliseert de schadelijke effecten en herleidt straling tot bruikbare energie.
Deze ontdekking heeft wetenschappers niet alleen verbaasd over de veerkracht van het leven, maar doet ook dromen van praktische toepassingen. Er wordt gespeculeerd dat radiotrofe schimmels in de toekomst kunnen worden ingezet om radioactieve plekken “op te ruimen,” of als biologische schild tegen straling, bijvoorbeeld in de ruimtevaart.
Veerkracht in veel soorten
Hoewel de radiotrofe schimmels het meest spectaculaire voorbeeld zijn, is het niet het enige teken dat leven zich heeft aangepast aan
Tsjernobyl. In de ruim vier duizend vierkante kilometer grote zone leven weer volop wilde dieren, van elanden tot wolven en beren, ondanks de straling.
Ook zeer kleine organismen zoals rondwormen (soort Oscheius tipulae) bleken verrassend goed bestand tegen radioactieve omstandigheden toen ze rond 2019 werden verzameld in de vervreemdingszone. Dit laat zien dat veerkracht onder jonge én simpele levensvormen mogelijk is.
Onverwachte hoop uit puin
Wat ooit een doodse, radioactieve ravage was, blijkt nu een soort laboratorium van natuurlijke aanpassing. Radiotrofe schimmels zoals Cladosporium sphaerospermum tonen dat leven zelfs in de meest vijandige omstandigheden manieren kan vinden om te overleven.
Misschien is de kracht van die veerkracht nog wel het indrukwekkendst: het herinnert ons eraan dat de natuur, zelfs wanneer ze zwaar wordt getroffen, vaak verbluffend inventief is. En wie weet, kunnen we in de toekomst iets leren van die veerkracht, om te genezen, te reinigen of zelfs te beschermen.