Ze zeggen dat je alles ten minste één keer in je leven gedaan moet hebben, maar als vlak voor mijn ogen drie motoren in de Adrian Flux Arena in de eerste bocht keihard tegen de boarding gaan vraag ik me af of dit wel zo’n goed idee is geweest. Welkom bij Dirt Quake IV, waar morgen mijn eerste Flat track race op een Harley-Davidson Street Rod op het programma staat. “Waarmee rij jij, een Harley zevenenhalf zeg je? En je hebt dit nog nooit eerder gedaan? Nou eh… succes” De uitdrukking op het gelaat van de getatoeëerde spierbundel waarmee ik in gesprek ben geraakt spreekt boekdelen. Op uitnodiging van Harley-Davidson zijn we neergestreken in King’s Lynn, industriestadje in het Britse district Norfolk waar gezien de aanwezige hoeveelheid inkt hier in de Adrian Flux Arena meer tattooshops dan supermarkten zijn,
voor de alweer zesde editie van Dirt Quake, een alternatieve Flat track motorrace die wat raceklassen betreft het Britse equivalent voor onze Zwarte Cross had kunnen zijn.
Je kunt het zo gek niet bedenken of er is een klasse voor bedacht: Lady, Chopper, Street Tracker, Scooter, Inappropriate Road Bike, Learner Legal, Best of British, Hooligan, met rijders die zowaar nog extravaganter zijn uitgedost, van de Franse vriendenclub die zich als krabben hebben uitgedost tot Captain America en een in driedelig pak – inclusief attachékoffer – gestoken bankier.
En niet te vergeten dus de Harley-Davidson klasse, waar wij aan de bak mogen gaan met een Street Rod die van alle overbodige onderdelen is gestript. Inclusief de voorrem die bij Flat track
racen niet wordt gebruikt. Pardon? Remmen doe je door de achterkant opzij te zetten, zegt Spierbundel tegen mij terwijl we vanachter het stalen hekwerk zien hoe zijn 15-jarige dochter de rest van het veld het snot voor ogen rijdt. “Je hoeft je niet te schamen hoor, ze doet dit al 14 jaar.” Slik, ben ik even blij dat zij morgen niet in mijn raceklasse rijdt.
Waren de races op vrijdagavond nog niet intimiderend genoeg, weet de wedstrijdleider tijdens de rijdersbriefing mijn moed nog dieper in de schoenen te laten zakken. “Eén ding staat als een paal boven water, voor één van jullie zal dit weekend in het ziekenhuis eindigen.” Het zal ongetwijfeld waar zijn, maar het is niet de informatie waar ik nu op zit te wachten.
Vlak voor de vrije training worden ons door twee oud-kampioenen de dos en vooral don’ts van het Flat track racen uitgelegd. “Te snel op het gas en je hebt te veel wielspin wat zomaar kan eindigen in een high-side, te lomp op de achterrem en je glijdt voor je het weet over het achterwiel onderuit,” aldus de ervaren mannen. “En oh ja, let op, want de achterrem van deze Street Rods grijpen erg fel aan.” In mijn ooghoek zie ik dochter van spierbundel staan en vraag haar of zij nog tips voor me heeft. “Start gewoon in twee, dan vermijdt je dat je achterwiel te veel spint. Daarna de buitenkant kiezen, met je achterrem laat insturen en bochtuit de Harley zo snel mogelijk rechtop zetten,” aldus Vicky. “Je hebt wel lef hoor, ik zou dat niet durven met jouw Harley. Veel te zwaar voor mij.”
Daar gaan ze, de lefgozers.
In de eerste en meteen enige vrije training neem ik me voor om alle adviezen in de praktijk te brengen, maar eenmaal op
de baan is het vooral een kwestie van overleven en vooral niet op m’n plaat gaan. Ik voel me Captain Slow met alle ogen op mij gericht, wat nog eens extra wordt onderstreept als ik voor de laatste bocht door de 2014 kampioen voorbij wordt geblaft. Ik troost me met het feit dat hij de enige is geweest die mij voorbij is gegaan, wat inhoudt
dat ik zeker niet de enige prutser ben. De vier rondjes zijn de enige voorbereiding voor de eerste heat, dus veel wijzer dan “Go fast, Turn left” ben ik nog steeds niet.
De twee uur die resten tot mijn eerste heat voelen als een eeuwigheid en breng ik meer en meer ijsberend door, totdat de helm kan worden opgezet en uit de uitlaatbocht van de Street Rod een kakafonie van herrie klinkt. Oh ja, da’s waar, de gouden regel van Dirt Quake: het moet vooral herrie maken, heel veel herrie.
Als eerste opgesteld in parc fermé betekent dat ik als eerste de baan op ga en dus de beste startplek voor het kiezen heb, maar ben vervolgens veel te voorzichtig bij de start en wordt voor de eerste bocht al aan alle kanten ingehaald. Hey, dát was niet de bedoeling… Alsof dat niet erg genoeg is heeft de sproeiwagen die vlak voor onze heat de kleiachtige ondergrond weer heeft bevochtigd een joekel van een plek uitkomen bocht veel te nat gemaakt, waardoor ik na pak ‘m beet vijftien seconden mijn race al bijna ten einde is als ik de Harley over beide wielen voel wegglijden.
Voor de start van de tweede en laatste heat ga ik voor dezelfde tactiek en parkeer de Street Rod opnieuw op de eerste rij, maar let ditmaal beter op als de man voor me met het bord WAIT omhooggestoken de baan verlaat, waardoor ik bij het insturen van de eerste bocht buiten de pro’s enkel een Scandinavische collega voor moet laten gaan. De baan ligt er nu stukken beter bij, waardoor ik me volledig kan focussen op hoe die Scandinaviër weer te verschalken, tot een oude bok op een minstens zo’n oude Harley mij binnendoor voorbij probeert te gaan. Dacht het niet, dus anderhalve ronde lang knallen we zij aan zij over de baan, waarna nog maar één bocht tot de finishvlag rest. Precies zoals Vicky had geadviseerd blijf ik zo lang mogelijk aan de buitenkant en zorg ervoor dat ik zo snel mogelijk weer op het gas kan gaan, waardoor ik niet alleen opa weer achter me laat, maar zienderogen ook op Wickie de Viking voor me inloop en we zij aan zij worden afgevlagd. Vijf meter verder en ik had ‘m gepakt. Was deze heat al supervet, wordt het nog mooier als later blijkt dat ik me voor de finale heb gekwalificeerd. Dat betekent dat ik de twee heats bij de beste zes ben geëindigd, geen slechte prestatie voor deze prutser.
Ik blijk me op de negende plaats te hebben gekwalificeerd, ofwel de buitenste plaats op de derde (en laatste) rij en ben eerlijk gezegd al lang blij hier überhaupt te mogen staan, maar het beste is duidelijk tot het laatste bewaard. Het moment dat het licht op groen springt schiet ik er als een speer vandoor en weet in de eerste bocht al twee-drie man voorbij te gaan. Een ronde later gaan er vlak voor m’n neus twee bij het uitkomen van de eerste bocht onderuit, maar weet ze mooi te ontwijken en houdt daarna m’n positie vast, tot ik een ronde later buitenom word ingehaald door Chris Newbigging van het Britse motorblad Performance Bikes.
Hij is sneller in bocht 1, maar in bocht 2 rijd ik weer naar ‘m toe en heb goede hoop hem in de laatste bocht weer voorbij te gaan, maar ga in de laatste ronde iets te gretig op het gas waardoor hij een metertje of 10 op me pakt en ik m’n nederlaag moet erkennen. Maar goed, zesde in de finale had ik op voorhand voor getekend en als ik de pro’s (het podium werd door drie ex-kampioenen gevuld) even buiten beschouwing laat dan ben ik toch maar mooi op het podium gefinisht. Tweede van de prutsers. Hoewel, strikt genomen had Chris al eerder die week stiekem een ééndaagse cursus Flat track racen gedaan. Dat maakt me moreel toch echt de snelste van de prutsers en wat de rest er ook van vindt, zo zal het bij mij de geschiedenisboeken in gaan.
Als de volgende dag in de Best of British klasse Isle of Man TT winnaar Gary Johnson en 4-voudig Superbike wereldkampioen Carl Fogarty het tegen elkaar op moeten nemen in de finale zie ik Cal op spectaculaire wijze van zijn Street Triple worden gelanceerd, waarop de race moet worden stilgelegd en Foggy met de ambulance naar het ziekenhuis wordt afgevoerd. Heeft de wedstrijdleider tóch gelijk gehad, voor iemand van ons is het weekend inderdaad in het ziekenhuis geëindigd. Maar ik denk dat ondanks z’n gebroken sleutelbeen, 3 gebroken ribben en een geperforeerde long, dat Foggy het volgend jaar gewoon wéér van de partij zal zijn, net als de afgelopen jaren. Net als ik, maar dan wel met een bus vol motoren, om in zoveel mogelijk klassen aan de start te kunnen staan. Want 4 ronden zijn zo verdomd snel voorbij.
Lees meer motornieuws op motorfreaks.nl Tekst: Ed Smits