Je zit op de bank, biertje in de hand, een schaal
bitterballen binnen handbereik, en je kijkt naar het WK Darts. Op het scherm
zie je Michael van Gerwen en Luke Littler de pannen van het dak gooien. Maar
ineens bekruipt je een vraag: waarom beginnen ze altijd bij 501? Waarom niet
een lekker rond getal, zoals 500? Zitten darters soms op een oneven fetisj?
Nee, het zit anders. We nemen je mee in een stukje dartgeschiedenis. Het ontstaan van 501
Het moderne
darten stamt uit de late negentiende eeuw in Engeland, toen mensen
nog met steentjes gooiden om hun dorpsgenoot te irriteren (oké, misschien niet
precies zo). Hoe dan ook, toen de
sport vorm kreeg, besloot iemand slim om de
score op 501 te zetten. Niet omdat het lekker bekt, maar omdat het dartspel met
een rond getal, zoals 500, gewoon te saai werd.
Het probleem? Als je vanaf 500 begint, kun je je compleet
focussen op de twintig: single, double, triple, uit. Het hele dartbord zou
kunnen verstoffen, en dat wil niemand, toch? Door 501 te kiezen, ben je
gedwongen om creatief te worden. Je moet ergens onderweg een oneven getal
gooien om precies op nul te eindigen. En dat maakt het een stuk spannender (en lastiger).
Negendarters en andere heldendaden
Dan is er nog een reden: de mythische nine-darter. Met 501
kun je in exact negen perfecte pijlen uitgooien. Dat betekent 7 keer triple 20,
triple 19, en bullseye. Wout Weghorst noemde het een zelfde prestatie als een
hattrick scoren. Het is de Heilige Graal van het darten, en daar doe je het
voor.
Maar wat als je een ander getal wilt?
Natuurlijk, bij amateurtoernooien beginnen ze soms bij 301.
Maar, altijd een oneven getal. Want zonder dat, wordt het dartbord eenzijdig en
daar heeft niemand zin in.
Dus, de volgende keer dat je aan je dartbord hangt met
vrienden, weet je waarom 501 de standaard is. En als iemand nog steeds
twijfelt, dan kan jij het ze uitleggen.