Voorpublicatie: Standplaats Damascus van David McCloskey

22 feb , 22:00 Entertainment
t foz roaodzp0sge unsplash

In de categorie spannende thrillers hebben we weer een tip voor je, want Standplaats Damascus van David McCloskey lijkt ons eentje die op je lijstje mag. Het boek komt op 27 februari uit, wij delen in deze voorpublicatie alvast een fragment uit het boek. 

Standplaats Damascus is een zinderende CIA-thriller waarbij je ogen als vanzelf razendsnel over de pagina vliegen. Het is geschreven door ex-CIA-analist David McCloskey, dus die heeft wel enige ervaring om dit verhaal realistisch op te schrijven. David Petraeus, voormalig directeur van de CIA, noemt het zelfs de beste spionagethriller die hij hooit heeft gelezen, dus dat schept verwachtingen. 

Plot

In het boek wordt CIA-officier Sam Joseph naar Parijs gestuurd om de Syrische paleisambtenaar Mariam Haddad te rekruteren. De twee raken verzeild in een verboden relatie, die Haddads rekrutering een boost geeft en voor ongelooflijk veel gevaar zorgt als ze naar Damascus gaan om de man te vinden die verantwoordelijk is voor de verdwijning van een Amerikaanse spion.

De jacht op de dader leidt al snel naar een spoor van spraakmakende moorden en de ontdekking van een duister geheim in het hart van het Syrische regime. Daardoor komt het stel in het vizier van de alziende ogen van Assads spionnenvanger, Ali Hassan, en zijn broer Roestoem, het hoofd van de gevreesde Republikeinse Garde.

Standplaats Damascus speelt zich af tegen de achtergrond van een Syrië dat gonst van angst en rebellie. Het is een aangrijpende thriller die een gelaagd beeld geeft van spionage, liefde, loyaliteit en verraad in een van de lastigste CIA-opdrachten ooit.

Voorpublicatie

De contrasurveillance-operatie rond Mariam Haddad had de afgelopen twee dagen vorm gekregen door middel van plannen in de woonkamer van een safehouse van Standplaats Parijs in de buurt van de Place des Vosges in de trendy wijk Le Marais. Tot zijn verbazing merkte Sam, die gewend was aan de groezeliger huizen van Divisie no, dat dit een elegant optrekje was achter een dikke houten deur op de vijfde verdieping van een crèmekleurig stenen gebouw. De ramen keken uit op het plein. Het uitzicht bestond uit daken en schoorstenen, een hemel van dakleien, amberstenen en okerkleur. Maar nu was de elegante woonkamer bezaaid met kaarten, satellietbeel- den, pizzadozen en achteloos neergegooide lege bakjes van de Chinees.

’s Nachts reden ze de routes en oefenden ze de dans waarbij ze als choreograaf van plek wisselden, de persoon binnen het surveillanceteam dat Mariam in de gaten zou houden. De bandito’s – de Kassab-drie- ling – had hun cryptoniem in de straten van Beiroet verdiend bij het leiden van soortgelijke operaties om te bepalen of Hezbollah de infor- manten van de cia-Standplaats in de gaten hielden. Maar in tegenstel- ling tot de Britten hadden de Fransen niet in surveillancecamera’s geïn- vesteerd. En bezuinigingen bij de Franse veiligheidsdiensten hadden, volgens een van de verslagen die Sam had gelezen, geleid tot het massaal schrappen van binnenlandse surveillance voor alles wat niet te maken had met terrorismebestrijding. De kans dat ze door de Fransen op straat te schande werden gemaakt was klein. ‘Kom op, Sam,’ zei Rami. ‘Deze missie, Parijs, het is allemaal een leuke vakantie.’ Het trio had over een satellietbeeld gebogen gezeten van de straten rond het hotel van de Syri- sche delegatie en ze bliezen alle drie voorzichtig op een kartonnen bakje met pekingeend. Sam lachte.

‘Wat is er zo grappig?’ had Rami gevraagd. De broers keken alle drie op naar Sam.

‘Jullie lijken niet echt broers,’ antwoordde Sam, ‘maar jullie hebben wel dezelfde tic.’

‘De drieling die een surveillance aanstuurt, ben je gek, Sam?’ had Bradley gezegd toen hij hoorde dat Sam hen wilde rekruteren. ‘Het hele doel van een surveillanceoperatie is voorkomen dat je wordt gezien, niet drie kansen creëren dat dezelfde kerel wordt gezien.’ Bij zijn volgende bericht had Sam foto’s meegestuurd om zijn punt duidelijk te maken. Rami: gedrongen en met zware kaak. Yusuf: lang en mager. Elias: precies daartussenin.

Rami nam een hapje eend en sloeg zijn blik geërgerd ten hemel. ‘Hoe dan ook,’ zei Sam. ‘Voor jullie mag het dan een vakantie zijn, ik

ben degene die straks een Syrische vrouw op straat moet aanspreken – een warm contact, niet koud, want de cia beschikte over achtergrond- informatie over Haddad, was zonder twijfel de moeilijkste en meest on- zekere vorm van rekrutering binnen hun tak van sport. Sam zou haar op straat aanspreken en haar er in een paar seconden van proberen te over- tuigen hem op een onopvallende locatie te treffen. De cia wist nooit zeker hoe het doelwit zou reageren. Een case officer die Sam in Istanbul kende was een trap afgeduwd na het aanspreken van een Russische groe-medewerker bovenaan een metrotrap. Je moet ze altijd op een vlak gebied aanspreken, had hij gezegd.

Sam stond over de kaart gebogen en wees naar een stenen trap aan de oever van de Seine, een paar blokken van Mariams hotel. Die had een van de broers met een rode marker omcirkeld. ‘Laten we het hier maar niet doen.’

Met de ochtend kwamen het felle lentelicht en het monotone wachten, de eerste, cruciale en meest geestdodende stap van elke surveillanceope- ratie. Sam had al twee koppen koffie naar binnen gewerkt en voelde zich wat opgefokt van de cafeïne, toen de dubbele deuren van het hotel open- zwaaiden en Mariam Haddad de straat op liep vlak bij de Rue de Rivoli, boordevol luxe winkels, levendige cafés met een luifel en dure boetiekjes. ‘Ze is naar buiten gekomen,’ zei Sam in de versleutelde zender met oortje. In de bakkerij aan de overkant van de straat dronk hij zijn derde kop koffie op en nam hij de laatste hap van een pain au chocolat. Hij liet een stapel muntjes op tafel achter en stond op. Het was tijd voor de dans.

Zouden de Syriërs in haar buurt blijven, haar de hele dag volgen om haar in de gaten te houden? Zouden de jongens van La Piscine, de Franse veiligheidsdienst dgse, haar proberen te rekruteren? Een dag vol wach- ten, vol ijsberen, zou daarop al snel een antwoord geven.

‘Begrepen,’ zei de Kassab-drieling in koor vanuit hun verschillende posities verspreid over de verkeersaders in de buurt. Het team was dus- danig gepositioneerd dat ze haar vanaf elke kant konden oppikken.

‘Ze draagt sportkleding, zo te zien gaat ze haar ochtendrondje ren- nen,’ merkte Sam op. ‘We hebben mazzel.’

Mariam zou haast wel zeker hardlopen via een route die alleen zij wist. Dat betekende dat een surveillanceteam van de tegenstander er zwaar op moest vertrouwen dat mobiele informanten – mensen, auto’s, motoren – Mariam volgden, wat Sam en de bandito’s weer aanwijzin- gen zou geven. Vaste posities, zoals geparkeerde auto’s, vooraf geplaatste camera’s of iemand in een café, zouden voor Sam en zijn team op onbe- kend terrein lastig te herkennen zijn. Mobiele teams verplaatsten zich. Die beweging kon worden gezien.

Ze stond op de stoep voor het hotel te stretchen en ademde de lente- lucht in.

Nog steeds leek ze op de enige gestolen foto waar de cia over beschik- te. En net als bij de foto keek Sam een tel langer dan professioneel nood- zakelijk was. Ze had kastanjebruin haar dat tot halverwege haar rug viel, goed gevormde jukbeenderen en een ronde, natuurlijke neus. Waar- schijnlijk had ze de plastische chirurgie die zo vaak voorkwam bij Syri- sche vrouwen uit de upperclass aan zich voorbij laten gaan.

Ze bond haar haar in een paardenstaart en keek om zich heen, alsof ze haar route bepaalde.

Een jonge zakenman die haar passeerde verbrak de Parijse gewoonte door naar haar te glimlachen en ze reageerde met een soepele glimlach waarbij haar tanden te zien waren en die voor kuiltjes in haar wangen zorgde.

Met stevige tred rende ze naar de Jardin des Tuileries.

‘Jouw kant op, Rami,’ zei Sam. ‘In zuidelijke richting op Castiglione.’ Hij haalde de gehuurde Vespa op die hij op de stoep had geparkeerd.

‘Begrepen. Ik ga naar de kruising.’ Rami zou haar route markeren en haar volgen of Sam of een van zijn broers de juiste richting uit sturen. Ze

moesten haar volgen zonder haar op te jagen, wat betekende dat ze con- stant van rol wisselden, zodat hun aanwezigheid niet opviel.

Sam stuurde de Vespa naar de Place de la Concorde, waar hij Rami’s positie zou innemen. Hij reed langs de obelisk midden op de Concorde en kwam bij een verkeerslicht dat op rood stond vlak bij de brug net voor de Seine.

‘Het is, eh, geen typisch surveillancedoelwit, Sam,’ zei Rami. ‘Ze is, hoe zeg je dat…’

‘Mooier?’ zei Sam. Yusuf grinnikte in de zender. ‘Ik wilde wulps zeggen,’ zei Rami.

‘Zoals het doelwit dat we in Istanbul in de gaten hebben gehouden,’ zei Sam. ‘Behalve dan dat het nu een vrouw is, geen Saoedische generaal, en dat ze bij lange na geen driehonderd pond weegt. Jullie hebben geluk.’ ‘Ze gaat door de tuin naar de rivier,’ zei Rami puffend in de zender. ‘Achter haar rent een jongere kerel, misschien een meter tachtig, zwart sportshirt en korte broek. Waarschijnlijk niks. Maar hij lijkt een ooster-

ling.’

‘Begrepen,’ zei iedereen.

‘Rami, ik sta vast bij een verkeerslicht buiten de Concorde,’ zei Sam. ‘Kom jij ver genoeg de tuin in om te zien welke kant ze opgaat als ze bij de rivier komt?’

‘Ja,’ antwoordde Rami, zwaar ademend. Sam wachtte een tel. ‘Ze komt jouw kant op. Die kerel is tegelijk met haar afgeslagen. Ongeveer twintig meter achter haar.’

Een afslag. Nog geen reden tot zorg.

Voor contrasurveillance was tijd nodig. Uit twee uur kijken viel nog niets op te maken. Maar na tien, twaalf uur, een volle dag, dan wist je het meestal wel. Het licht bleef op rood. Hij stak een kauwgumpje in zijn mond. Hij werd nerveus van het wachten. De voetgangersoversteek lag vijf auto’s voor hem. Sam zag Mariam er snel overheen rennen. De man- nelijke hardloper hield zijn blik strak op haar gericht.

Iets voelde verkeerd. Sam hield rechts aan zodat hij de rivier onder hem kon volgen. Vanaf de weg verloor hij Mariam uit het oog. Hij hoor- de de fluit van een van de rivierboten van Bateaux Mouches. Terwijl hij doorreed stoof een troep duiven op.

Sam wilde de andere hardloper, die hem een rilling in zijn nek be-

zorgde, beter kunnen zien. Dat gevoel was sinds de Farm vertrouwd, het teken dat er zich volgers in de buurt schuilhielden. Als spionerend agent die alleen werkte moest je vaardig genoeg zijn om langere tijd achter el- kaar onopgemerkt te blijven. Zelfs wie niet getraind was in surveillance en contrasurveillance viel het doorgaans uiteindelijk op. En de Franse dgse, die zouden niet zo’n opvallende man als deze kerel in het grond- team gebruiken. Sam gaf meer gas op de scooter en zwenkte de stoep op, toen hij bij de volgende stenen trap kwam die naar het looppad langs het water afdaalde.

‘Ik volg te voet.’ Hij rende de trap af en kwam veertig meter achter de man die Mariam volgde terecht. Sam rende achter hem. Nu kon hij de details in zich opnemen: tempo, gezichtsveld, subtiele tekenen voor een verborgen team, waaronder het gebruik van een zendertje in het oor, zoals Sam nu deed. Mariam versnelde haar pas. Ze zette er de sokken in. Sams spijkerbroek en t-shirt plakten nu aan zijn zweterige lichaam en hij wist dat hij niet lang ongezien kon blijven joggen.

‘Kerel blijft bij haar in de buurt,’ zei Sam. ‘Ik ga naar boven, naar de weg. Ik blijf vanaf daar rennen. Yusuf, jij neemt het over als er te veel afstand tussen mij en hen ontstaat.’

‘Begrepen.’

Bij de volgende brug liep Sam een stenen trap op naar een groen park bezaaid met glazen flessen en sigaretten. Hij jogde langs de rivier en ont- week stilstaande groepjes voetgangers, wandelaars en Parijzenaren met hun hond, van wie de lijnen als struikeldraad kriskras over het pad lie- pen. Een oude man die een mollige buldog uitliet hapte naar adem toen Sam over de lijn sprong.

Bij de Pont de l’Alma meende hij het antwoord te krijgen: de in het zwart geklede hardloper liep achter Mariam de trap op, kwam bovenaan en voerde een gesprekje met een tweede jongeman in sportkleding. Deze frisse hardloper, gekleed in een ruimvallende korte broek, ging achter haar aan en volgde haar pad.

‘Ze wordt gevolgd, jongens,’ zei Sam. ‘De hardloper heeft het stokje zojuist aan een fris stel benen overgedragen.’

Nu Sam en de bandito’s zeker wisten dat Mariam werd gevolgd, gin- gen ze uitzoeken door wie. Ze lieten Mariam met rust en richtten zich op een, zo stelden ze al snel vast, driekoppig team. Allemaal Syrisch of Liba-

nees, dachten de bandito’s. De twee jongere mannen, allebei sportief, en een derde, een oudere, zwaargebouwde man – ‘Absoluut een Syriër,’ zei Elias, ‘hij heeft een moeghabarat-uiterlijk, de gevoeligheid van een holbewoner, de krulsnor’ – die zichzelf bekendmaakte door vanuit het raam van een boekwinkel via een lomp handgebaar met Rood Broekje te communiceren.

De Syriërs volgden Mariam tot ze bij haar hotel terugkwam en ver- schenen nogmaals om haar bij het winkelen in de Galeries Lafayette te volgen. Ze probeerden op geen enkel moment surveillance op te sporen of uit te lokken.

Het volgen ging door tot ze haar kameraden uit het Paleis trof voor een etentje aan Saint-Honoré. Later, met Mariam weer veilig en wel op haar hotelkamer, verkasten Sam en de bandito’s voor een debrief in het safehouse in de Marais. Yusuf nam twee pizza’s salami van Pizza Hut en twaalf flesjes goedkoop Frans bier mee de elegante omgeving in.

Sam mopperde: ‘Tering, man, we zitten in de voedselhoofdstad van de wereld en jij wilt dat we deze troep eten? Al twee dagen niets anders dan slechte afhaal.’

Yusuf haalde zijn schouders op. ‘We kijken, we eten Pizza Hut.’ ‘Als iets werkt…’ zei Elias.

Ze zetten de pizza op de salontafel – op een vlooienmarkt gekocht door een hulpkracht van Standplaats Parijs met oog voor vintage chic – en beseften dat er geen flessenopener in het safehouse lag. Het was tra- ditie om tijdens het plannen van een operatie niet te drinken en dus merkten ze de vergissing nu pas op.

‘Niet te geloven,’ zei Sam.

Niemand had een aansteker, dus pakte Sam een koksmes uit de keu- ken en probeerde hij de dop daarmee los te wrikken. Het lemmet brak bijna meteen af. Er kwamen maar een paar stukjes van de tafel af toen ze de rand van de dop tegen de tafel legden en die hard op het hout lieten neerkomen zodat hij eraf schoot. Sam veegde de splinters teakhout weg en nam een flinke teug bier.

‘Franse correspondenten?’ vroeg Rami toen ze bij het onderwerp wa- ren aanbeland.

‘Lijkt niet waarschijnlijk,’ antwoordde Sam. ‘Zo slordig zijn de Fran- sen niet. Het zijn de Syriërs.’

Sam scheurde een punt pizza af en bracht dat naar zijn mond, toen hij besefte dat de korst nog met een dertig centimeter lang koord kaas aan de rest van de pizza vastzat. ‘Neem je me nou in de maling met deze hap? Kunnen jullie niks beters regelen?’

Het Syrische team maakte de operatie ingewikkelder. Sam moest haar onder vier ogen aanspreken en dat kon niet op straat. Hij kon proberen gebruik te maken van een gat in de dekmantel van het Syrische surveil- lanceteam, maar dat zou riskant zijn. Als ze zagen dat ze op straat met een Amerikaan stond te praten, al was het maar toevallig, dan konden ze vervolgvragen stellen. Hij kon haar in gevaar brengen. Nee, hij moest Mariam een paar minuten spreken op een plek waar het normaal was om kort met een Amerikaan te praten.

Dus ging hij naar Standplaats Parijs om sigint – signals intelligence – over de operatie te lezen en het plan te herstructureren. Een techneut met de naam Lisa, die was uitgeleend door de Nationale Veiligheids- dienst, hielp hem de relevante opnames te verzamelen: een paar tele- foontjes van Bouthaina Najjar naar een tot nu toe onbekende geliefde – ‘Die wil je waarschijnlijk overslaan,’ zei ze en bloosde, ‘een beetje ex- pliciet’ – en een opgenomen telefoontje tussen Mariam en haar vader. Sam merkte dat hij het prettig vond naar haar zangerige Arabisch en haar lach te luisteren. Toen het gesprek overging naar de strijd in Aleppo (opmerking Nationale Veiligheidsdienst: ‘Korps iii van Georges Had- dad is vanaf oktober in Aleppo gestationeerd), klonk Mariams stem meer afgemeten en werd haar vader stiller en ontwijkender. ‘Zet maar uit,’ zei Sam bruusk. ‘Laat ze maar.’

De techneut klikte op stop.

‘Nog iets op de planning van de delegatie?’ vroeg Sam.

‘Eén ding,’ antwoordde ze. Ze draaide zich naar haar computer om en haalde een kort rapport van de Nationale Veiligheidsdienst van zes da- gen daarvoor naar boven. Het was een onderschept gesprek tussen de Franse ambassadeur in Damascus en de Franse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken. Daarin legde de Franse ambassadeur uit dat het ondanks de public relations voor de verstandhouding van de minister van Buitenlandse Zaken met Bouthaina goed zou zijn als er ergens tij- dens haar bezoek een receptie plaatsvond. Daar ging de staatssecretaris

van Buitenlandse Zaken mee akkoord zolang hij er maar niet bij hoefde te zijn. Het was belangrijk dat verschillende buitenlandse partners verte- genwoordigd zouden zijn, vooral de Amerikanen, zo concludeerde de ambassadeur, voordat hij abrupt ophing.

Sam pakte het vel papier op en liep naar het kantoor van Peter Shipley. Voor de deur bleef hij hangen terwijl de chef een gespannen telefoontje met zijn ex-vrouw afhandelde over het wiskundeproefwerk van zijn zoon. Niet echt het juist moment om de beer wakker te maken, maar Sam had geen keus. De diplomatieke receptie was zijn beste kans om Mariam aan te spreken. Hij hoorde dat Shipley de hoorn van zijn open lijn neerlegde en Sam klopte op de deur. Shipley gebaarde dat hij binnen moest komen en zette een leesbril op om het rapport te kunnen lezen. Na een paar seconden gooide hij het papier op zijn bureau ‘Verdomme.’ Hij leunde achterover in zijn stoel en schoof zijn duim onder zijn linker- bretel. ‘De hoge omes hebben deze shit al die tijd achtergehouden. Weet je zeker dat ze wordt gevolgd?’

‘Ja.’

Hij knikte. ‘Ga even naar buiten, dit wordt nogal vervelend.’

Sam zat drie minuten op een pluchen groene bank op de gang, terwijl Shipley de Amerikaanse ambassadeur in Frankrijk belde: farmaceutisch executive, verguld politiek donor, verzamelaar van nuttige informatie. De details waren moeilijk te horen, maar de toon was duidelijk. Aan het einde van de eerste minuut begon het geschreeuw, dat halverwege de tweede een crescendo bereikte en gedurende de derde afzwakte tot een gesist gesprek. Het eindigde met het ceremoniële neersmijten van een beveiligde telefoon op een bureau en het ondubbelzinnige woord ‘kloot- hommel’ uit de mond van de chef van Standplaats Parijs.

Bij het openen van de deur was zijn gezicht nog steeds rood van woe- de, maar Sam zag een wrang lachje door Shipleys chagrijnige uitdruk- king breken.

‘Ik heb je een uitnodiging bezorgd. Morgenavond. Palais Louis Phi- lippe. Acht uur. Trek iets moois aan.’

Meestal duurde het maanden of zelfs jaren voor iemand gerekruteerd was. De vaardigheid die de recruiters, een zeldzaam soort, van de rest van de case officers onderscheidde was dat ze mensen met de juiste con-

necties konden spotten, een relatie opbouwen en dan iemand met succes konden aanspreken om voor de cia te werken. In zijn tien jaar bij de dienst had Sam het vijftien keer gedaan, ruimschoots meer dan zijn an- dere Farm-klasgenoten. Hij kende mensen, begreep hoe ze in elkaar za- ten en kon ze lezen. Hij had gebabbeld met Saoedische prinsen, Egypti- sche moeghabarat, rondreizende gokkers in Vegas, de vakbondsjongens van de molen in zijn thuisstad Minnesota. Het rekruteren van agenten was sport voor hem.

De Farm had een drievoudige richtlijn opgesteld voor openbare, offi- ciële ontmoetingen zoals deze: begin een gesprek, ontfutsel zoveel mo- gelijk informatie over het doelwit (zonder argwaan te wekken), regel een volgende ontmoeting op een rustiger plek. Het zou neerkomen op che- mie. Sam had één avond de tijd om het proces op gang te brengen. Als ze een band kregen, zou ze er misschien mee instemmen elkaar de volgen- de dag te treffen. Als de klik er niet was, dan was het over en uit.

Patridge, een van de politiek adviseurs binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken, liet hun uitnodigingen zien buiten een paleisachtig gebouw een paar blokken van het ministerie van Buitenlandse Zaken aan het Quai d’Orsay. Buiten dromden een stuk of twintig demonstran- ten samen, die met de Syrische rebellenvlag met drie sterren wapperden en een bonte verzameling borden bij zich hadden. Een groepje gendar- mes stond te niksen op de stoep, hun zenders knetterend van de stati- sche ruis, hun machinegeweren op de stoep gericht. Bij de enorme deur gebaarde een knecht in jacquet hen met zijn arm naar binnen te gaan. Patridge verdween zonder een woord te zeggen om zich in de menigte te begeven.

De ruimte was ingericht in de stijl van een zakelijke cocktailparty: spelonkachtig, houten lambrisering, kroonluchters, twee bars en een ta- fel voor hors’ d’oeuvres. Sam schepte een bordje vol kruidige kip en schoof alleen naar een van de hoge tafels, om de sfeer in de ruimte in zich op te nemen. Na één kipspies zag hij dat landen bij elkaar gedumpt waren en voornamelijk met elkaar praatten. Hij rommelde met zijn stropdas.

Hij zag haar op het moment dat ze zich probeerde los te maken van een gesprek met een gedrongen diplomaat, wiens thuisland, zo merkte Sam, zich ergens ten oosten van het IJzeren Gordijn bevond. Glim-

lachend keek hij naar Mariams subtiele maar groeiende ongemak, ter- wijl ze beraamde hoe ze aan het gesprek kon ontsnappen. Haar ogen schoten heen en weer, op zoek naar hulp.

Toen ontmoetten ze de zijne.

Ze wierp Sam een universele blik toe: iemand moet me uit de penarie helpen. Dit was het moment om zijn kans te wagen. Hij liep naar haar toe, omhelsde haar warm en vroeg haar in vloeiend Arabisch hoe het ging. Opgelucht merkte hij dat ze de omhelzing niet verbrak en tegen de diplomaat zei dat ze met een vriend moest bijpraten. Kwaad beende de man weg.

Het beeld van Mariam in die jurk zou Sam nog lang bijblijven. Die was van zijde en felrood, bijna dezelfde kleur als haar lippenstift, en zat strak boven haar heupen, waarna hij wijd tot op de grond uitliep. Ze had haar haar opgestoken, zodat veel van haar rug te zien was.

‘Sam Joseph,’ fluisterde hij, terwijl ze plaatsnamen aan een hoge tafel en nog steeds deden alsof ze oude vrienden waren, omdat de Slavische kerel aan de andere kant van de kamer starend zijn wonden stond te likken met een nieuw drankje. Ze namen champagne aan van een passe- rende ober.

‘Mariam Haddad,’ fluisterde ze terug. Ze glimlachte en keek Sam aan. ‘Amerikaan?’

Hij knikte en hield haar blik vast. ‘Je spreekt uitstekend Arabisch.’

‘Bedankt. Veel geoefend. Hoe ken jij Igor daar?’ ‘Wie? O. Hij heet Nikolaj, geloof ik. Bulgaars.’

‘O, eh, ja, Igor was gewoon een algemene manier om… Laat maar zitten. Ja, Nikolaj.’

‘Ik heb hem vanavond voor het eerst ontmoet, helaas. Dank je wel dat je me hebt gered, trouwens.’ Ze was op bijna vloeiend Engels overge- gaan.

‘Geen probleem,’ zei Sam. ‘Nu heeft hij het op een van mijn vrienden gemunt. Maar dat verdient ze.’ Mariam lachte en ze keken hoe Nikolaj recht op Patridge afliep.

‘Je Engels is perfect, overigens,’ zei hij. ‘Waar heb je dat geleerd?’

Er kwam een ober voorbij met een bord crackers met een mysterieus grijzig vlees erop. Sam stuurde hem met een handgebaar weg.

‘Hier les gehad toen ik jong was,’ zei ze. ‘Mijn moeder was diplomaat. Ze profiteerde van haar post in Parijs en hielp me Frans en Engels te le- ren. En ook hoe ik moest vechten.’ Ze glimlachte veelbetekenend en nam een slok champagne.

Hij nam een slok champagne, las haar lichaamstaal en vroeg zich af of de opmerking over vechten een grapje was.

Ze trok haar jurk goed. ‘Ik meen het,’ zei ze.

Dat dacht hij wel. ‘Je moeder wilde dat je leerde om jezelf te verdedi- gen?’

‘Natuurlijk. Mijn moeder is dol op schandalen, dus raadde ze me Krav Maga aan.’

Hij glimlachte en twijfelde nu of ze het sarcastisch bedoelde of niet.

Ze merkte het.

‘Is er een betere manier om zionisten dwars te zitten dan ze op hun eigen terrein te verslaan?’ Ze maakte een grapje. ‘Ken uw vijand.’

Hij lachte. Mariam glimlachte wrang, maar hield daarmee op toen een besnorde Syriër in een pak dat minstens twee maten te klein was naar de tafel toe kwam en haar er nors aan herinnerde dat er verslag moest worden gedaan van alle contacten met Amerikanen. Hij wist dui- delijk niet dat Sam Arabisch verstond, want hij maakte een paar neer- buigende opmerkingen en wees in zijn richting. Sam gokte dat hij de moeghabarat-idioot was die ambassadepersoneel in de gaten hield en glimlachte alleen maar stompzinnig naar hem.

Ze hief haar ogen overdreven ten hemel. ‘Natuurlijk weet ik dat, Mo- hannad,’ zei ze in het Arabisch, alsof Sam dat niet begreep. ‘Morgenoch- tend lever ik het rapport in. Ga in godsnaam iemand anders lastigvallen.’ Ze draaide zich van hem af. Zijn gezicht verhardde en met een kwade blik op Sam liep hij weg.

Zwijgend dronken ze van hun champagne tot Mohannad bij de bar stond en, zijn blik nog steeds op hen gericht, crackers naar binnen begon te werken. Toen draaide ze zich naar Sam om. ‘Mohannad is heel achter- dochtig en hij is dol op rapporten schrijven,’ zei ze in het Engels.

‘Misschien kunnen we ons gesprek morgen voortzetten onder het ge- not van een drankje?’ stelde hij voor. Hij had al een kleine bar gevonden in de buurt van de Sorbonne.

Ze nam een slokje champagne en hield zijn blik vast. ‘Waar?’ vroeg ze.

‘Wat dacht je van Au Torchon? Quartier Latin. Zeg jij maar hoe laat.’ ‘Half negen? We hebben tot zeven uur een vergadering.’

‘Uitstekend. Tot dan.’

Ze tikte een leeg glas tegen het zijne en liep weg. Hij merkte dat hij haar nastaarde en sloeg toen de laatste slok champagne achterover. Er was veel om over na te denken: de aanvankelijke karikatuur van de sen- suele woestijnprinses met haar olijfkleurige huid die versmolt tot de En- gelssprekende diplomaat die aan Krav Maga deed en uiteindelijk uit- kwam bij de vaardige professional die de moed had om Mohannad pontificaal weg te sturen. En dan die jurk.

‘Nog wat champagne, monsieur?’ Een ober doorbrak zijn gedach- testroom. Hij weigerde en liet zijn blik rondgaan voor nog een laatste glimp van Mariam, maar zonder succes.

Onderweg naar buiten glimlachte hij naar Patridge, die nog steeds vastzat in een gesprek met de omvangrijke Bulgaar.

Standplaats Damascus

Standplaats Damascus verschijnt 27 februari bij de boekhandel voor een prijs van €22,99. Meer info via boekerij.nl.

Delen met
Ook interessant