De meest bekende cocaïne dealer aller tijden is met afstand de Colombiaanse Pablo Escobar. De beruchte familieman uit Medellín verdiende zoveel geld dat hij ooit twee miljoen dollar verbrandde om zijn zieke dochtertje warm te houden. Hij zette de hele wereld op zijn kop en was het hoofddoelwit van ' s werelds meest intense klopjacht ooit. De absolute hoofdrolspelers binnen deze klopjacht waren de DEA-agenten: Steve Murphy & Javier F. Peña (de bekende mannen uit de hit-serie Narcos). Zij besloten het echte verhaal nu te delen en schreven samen dit boek over hun ervaringen De serie was al goed, maar dit echte verhaal is nog indrukwekkender. Wij delen een fragment uit het boek en geven twee exemplaren weg.
We zagen het allemaal op tv: de overgave van Pablo Escobar. Niemand van ons had het zien aankomen, en we waren er allemaal kapot van; een keiharde klap voor onze pogingen om hem voor het gerecht te slepen. Het was 19 juni 1991, en ik was in Medellín, maar Toft riep me onmiddellijk terug naar Bogotá nadat de overgave was aangekondigd. We keken allemaal met stomheid geslagen in de ambassade naar de gebeurtenissen die live werden uitgezonden: de gele regeringshelikopter die landde bij de gevangenis in de stijl van een ranch met onder andere een zwembad, een jacuzzi, een voetbalveld en, naar we aannamen, luxe woonvertrekken, niet ver van Escobars woonplaats Envigado in de bergen buiten Medellín.
De enorme ‘gevangenis’ was gehuisvest in het voormalige afkickcentrum voor drugsverslaafden, verbouwd volgens Escobars specificaties, en was zo opzienbarend dat ze de bijnaam La Catedral kreeg. Ze was ook uitgerust met serieuze beveiliging die bedoeld was om te voorkomen dat Escobar zou vluchten, maar ook om hem tegen zijn vijanden te beschermen. Om het gerenoveerde complex heen liep een dubbel hek van bijna drie meter hoog, met vijftien rijen prikkeldraad onder een spanning van 5.000 volt en met zeven wachttorens, naast twee bewakersposten bij de ingang van het complex. Escobar had ermee ingestemd om al zijn uitgaven voor het runnen van de gevangenis uit eigen zak te betalen en had de regering ook laten beloven dat er geen inspecties en geen controles vanuit de lucht zouden zijn. Behalve dat hij een groep van zijn meest vertrouwde handlangers met zich meenam voor zijn bescherming, distribueerde hij zelfs ook nog flyers nadat hij zich in La Catedral had gevestigd waarin hij de plaatselijke campesinos, de kleine boeren van indiaanse komaf, vroeg om elke verdachte activiteit aan hem te melden in ruil voor geld.
Escobar, destijds eenenveertig jaar oud, was de eerste die uit de helikopter stapte. Hij droeg een spijkerbroek en een wit leren jasje en hij had een beetje een baard, die hij had laten staan terwijl hij ondergedoken was. Verslaggevers beschreven ademloos hoe ’s werelds meest gezochte man zijn geladen 9mm-pistool aan de gevangenisdirecteur overhandigde voordat hij naar zijn vijfsterrencel werd begeleid, compleet met een aan zijn smaak aangepaste badkamer – een obsessie van Escobar. Splinternieuwe toiletten en andere badkamerattributen waren aanwezig op de honderden onderduikadressen die hij gebruikte. Na hem kwam pater Rafael García Herreros, de tweeëntachtigjarige ‘televisiepriester’ die had meegeholpen de overgave uit te onderhandelen met de regering. De charismatische geestelijke met het witte haar was de gastheer van El Minuto de Dios (Een minuut voor God), het langstlopende televisieprogramma van het land, waarin de priester een korte preek hield vlak voor het nationale avondnieuws. In een van zijn programma’s in de dagen voordat Escobar zich volgens de planning zou aangeven, had hij verklaard dat de moordlustige drugshandelaar ‘een goede man’ was. ‘Pablo, geef je zo snel mogelijk aan mij over,’ zei de priester in een van zijn uitzendingen. ‘Ik heb een leuke vacature voor je in de Universiteit van de Vrede.’ De Universiteit van de Vrede was de naam die de geestelijke aan La Catedral had gegeven. García Herreros beloofde zijn publiek zelfs dat Escobar zijn tijd in de gevangenis zou gebruiken om rechten te studeren.
Escobar had zichzelf al de rol van vredesstichter toebedeeld, door zijn overgave te omschrijven aan een journalist uit Medellín die hem aan boord van de helikopter vergezelde, als ‘een daad van vrede’. ‘Aan deze zeven jaar van vervolging wil ik alle jaren van gevangenschap toevoegen die nodig zijn om bij te dragen aan de vrede van mijn gezin en de vrede van Colombia,’ zei hij. Het hele gebeuren was behoorlijk surrealistisch; alsof het iets was wat je zou kunnen lezen in een kortverhaal van Gabriel García Márquez. Sterker nog, de auteur en journalist schreef ook echt over de overgave, die bewerkstelligd was door zijn vriend, de diplomaat en politicus Luis Alberto Villamizar Cárdenas. Escobar deed een beroep op Villamizar, een van zijn gezworen vijanden en een fervent voorstander van uitlevering, om zijn rechten te verdedigen wanneer hij zich zou aangeven. Hij zei dat hij onder de indruk was van de manier waarop Villamizar, een politieke bondgenoot van Galán die een moordaanslag in opdracht van Escobar had overleefd, had onderhandeld over de aangrijpende vrijlating van zijn vrouw en zijn zus, die in 1990 door Escobars eigen sicarios waren ontvoerd en vijf maanden waren vastgehouden. ‘Al deze jaren is Escobar het kruis geweest van mijn familie, en van mij,’ vertelde Villamizar aan García Márquez, die jaren later over zijn beproeving schreef in Ontvoeringsbericht.
‘Eerst bedreigt hij me. Dan probeert hij me te vermoorden, en is het een wonder dat ik ontsnap. Hij gaat door met me bedreigen. Hij vermoordt Galán. Hij ontvoert mijn vrouw en mijn zus, en nu wil hij dat ik zijn rechten verdedig.’ Ik zei toch dat het hele verhaal surrealistisch was? En het werd nog vreselijker door de officiële reactie van de regering. ‘Ik wil onderstrepen dat de vastberadenheid van de regering in de strijd tegen drugshandel onwankelbaar blijft,’ zei Gaviria met een stalen gezicht na de historische overgave. ‘Geen enkel land heeft zo’n hoge prijs betaald in de oorlog tegen drugs als Colombia, zowel op institutioneel vlak als met duizenden levens, en de internationale gemeenschap moet zijn verantwoordelijkheid nemen in dit conflict, waarbij zowel consumenten als producenten betrokken zijn.’
Niemand van ons, de agenten, was op de hoogte van de gesprekken die op hoog niveau werden gevoerd tussen de Amerikaanse ambassadeur en Gaviria, maar het overheersende gevoel was dat de president voor terreur was gezwicht. In de ambassade waren degenen die met ordehandhaving bezig waren boos, en dat was de Colombiaanse politie ook. We hadden allemaal het gevoel dat we hadden verloren en dat Escobar zijn land had uitgedaagd en had gewonnen, omdat Colombia toestond dat hij zich na zijn overgave in zijn eigen gevangenis terugtrok en hem zelfs toestond zijn eigen bewakers in te huren. En we wisten allemaal dat hij door zou gaan met het versturen van ladingen cocaïne over de hele wereld, alleen zouden ze deze keer allemaal worden beschermd door de Colombiaanse regering! Ik wist dat de mannen van het Bloque de Búsqueda buitengewoon teleurgesteld waren, omdat ze in het jaar voor de overgave steeds een stapje dichter bij het pakken van Escobar waren gekomen, en ze wisten dat de drugsbaron steeds verder in het nauw werd gedreven en steeds wanhopiger werd. Wij van onze kant hadden tientallen drugshandelaren uitgeleverd aan de Verenigde Staten, en nog veel meer wachtten er in Colombiaanse gevangenissen op de procedure.
2 december 1993 was een donderdag. Ik was in Medellín op de Carlos Holguín-basis terwijl Javier naar Miami werd gestuurd om een potentiële aanwijzing na te trekken. We wisten dat het tijdverspilling zou zijn, maar het was niet veel anders dan de duizenden andere valse starts en zinloze invallen die typisch waren voor de tweede klopjacht op Pablo Escobar. Om je de waarheid te vertellen begon Colombia op mijn zenuwen te werken en ik telde de dagen af tot Kerstmis en het moment dat we konden terugkeren naar de Verenigde Staten voor een vakantie van twee weken. Dit zou Monica’s eerste Kerstmis met de hele familie zijn, en absoluut iedereen stond te trappelen om haar te ontmoeten. Ook kon ik niet wachten tot ik mijn twee zoons, Josh en Zach, weer zou zien. Ik werd die ochtend vroeg wakker, voornamelijk omdat mijn kamer zich recht boven de keuken bevond. Zelfs als de ramen van onze barakken dicht waren, konden we nog het keukenpersoneel op het gebruikelijke tijdstip – ongeveer half vier ’s ochtends – met potten en pannen horen rammelen terwijl ze het ontbijt voor de manschappen maakten. Ik stond tussen vijf en zes uur ’s ochtends op, kleedde me aan en ging kijken wat er die dag door de bevelhebbers van de pnc was gepland.
Als gevolg van de activiteiten van Los Pepes leek het erop dat er betrouwbaarder inlichtingen binnenkwamen. Er werden elke dag meer operaties uitgevoerd. Dagenlang was de sfeer op de basis licht ontvlambaar, alsof we wisten dat we heel dicht bij het pakken van Escobar waren. We hadden dit soort opwinding al vele maanden niet meer gezien. Eerst ging ik kijken bij de andere gringos om te zien waar die mee bezig waren en om erachter te komen met welke nieuwe inlichtingen ze bezig waren. Ik trof een van de cia-kerels aan die gek genoeg bezig was de apparatuur van hun afluisterkamer op te ruimen en die in een pick-up te zetten die hij had gehuurd. Ik kan niet zeggen dat ik het heel erg vond dat ze vertrokken.
Vervolgens ging ik kijken bij de mannen die de kliklijn bemanden en daarna bij de mannen die de telefoontjes onderschepten. Daarna klopte ik op de deur van kolonel Martínez’ zijn kantoor, maar het was nog te vroeg; hij was er nog niet. Soms moest hij naar andere besprekingen en het kwam ook wel voor dat hij ’s ochtends op zijn slaapzaal werkte. Ook belde ik het hoofd van het dea-kantoor op de ambassade om hun te laten weten dat ik nog leefde en om te zien of ze nog nieuws hadden. Even later verliet de dijin-unit waarmee we nauw samenwerkten de basis, samen met luitenant Hugo Martínez en de eenheden die de apparatuur van de radiorichtingzoeker bedienden.
De apparatuur gebruikte driehoeksmetingen om de locatie te bepalen waar de radiofrequenties vandaan kwamen. In die tijd werkten mobiele telefoons nog op radiofrequenties en luitenant Martínez had maanden besteed aan het uitzoeken van de frequentie die Escobar gebruikte om met zijn gezinsleden te praten, die op dat moment de enige gasten van het Tequendama Hotel in Bogotá waren. We wisten via welke frequentie Escobar sprak wanneer hij contact opnam met zijn zoon om instructies te geven en updates te krijgen. Elke keer dat luitenant Martínez met zijn rdf-apparatuur in de buurt kwam, namen de mannen van de dijin ruwweg een positie in de omgeving van het signaal in.
Na de lunch stond ik in de deuropening van de kamer die werd gebruikt door de Delta Force en de Navy seals (de andere gringos op de basis), en ik zag de cia-agent de basis af rijden met de afluisterapparatuur van het bureau, zich totaal niet bewust van de opwinding om hem heen. Tegelijkertijd zag ik de stafofficieren van kolonel Martínez zich naar het kantoor van de kolonel haasten. Ik volgde hen om te zien wat er aan de hand was. Toen ik bij de deur aankwam, gebaarde kolonel Martínez dat ik samen met de anderen in zijn kantoor moest komen. Hij praatte in en luisterde naar een draagbare politieradio. De andere Colombiaanse politieagenten waren duidelijk opgewonden en maakten zich op om het hele Bloque de Búsqueda te mobiliseren voor een operatie. Uiteraard duurt het wel meer dan een paar minuten om zeshonderd politieagenten paraat te krijgen, om de transportvoertuigen te starten en op een rij te zetten, om de verschillende rangen instructies te geven over wat er gaat gebeuren en dan alle manschappen gereed te hebben om eropuit te gaan.
Ik wist niet zeker met wie kolonel Martínez over de radio praatte, maar ik had een vrij goed vermoeden dat het de voorhoedegroep van de dijin was. Ze geloofden dat ze Escobar hadden gelokaliseerd. En toen leek alles tegelijk te gebeuren. De staf van Martínez begon allerlei tactieken en opties te bespreken, maar het was duidelijk dat kolonel Martínez de volledige controle over de situatie had. Hij vertelde zijn mensen ter plaatse dat we iedereen gingen verzamelen en dat we zo snel mogelijk hun kant op zouden komen. Het klonk alsof hij wilde dat de fronttroepen zouden wachten totdat er hulp kwam, maar hij zei ook tegen hen dat ze hun missie moesten doorzetten als ze niet anders konden.
Toen was de radio enkele minuten stil, en ik maakte me zorgen dat dit het zoveelste valse alarm zou zijn. In de anderhalf jaar sinds Escobar uit de gevangenis was ontsnapt, hadden we vijftienduizend invallen en honderden signaleringen van Escobar meegemaakt. In alle gevallen was hij ons ontsnapt. Toch was er nu iets veranderd. Iedereen praatte rustig met de kolonel en er hing een heel duidelijk gevoel van opwinding in de lucht. Ik stond stokstijf stil en deed mijn uiterste best om naar de politieradio te luisteren. Na wat wel een eeuwigheid leek kwam er een triomfantelijke stem boven de ruis van de radio uit. ‘Viva Colombia!’ Iedereen in de kamer juichte luid. We wisten allemaal dat Escobar dood was.
Wil jij het boek Manhunters - Onze jacht op Pablo Escobar winnen? Laat in de comments op Facebook weten waarom jij dit boek moet hebben en wie weet ploft ‘ie binnenkort wel bij jou op de deurmat.