In het tweede seizoen van Kopstukken ontvangt Justus Dingemanse iconische journalisten uit de Nederlandse voetballerij. In een barretje in Utrecht voelt hij de mannen aan de tand en gaat hij op zoek naar spannende anekdotes. Deze keer was duizendpoot Wytse van der Goot aan de beurt.
Wytse van der Goot is van alle markten thuis
Wytse kan je kennen als een van de beste commentatoren uit Nederland. Houd je niet zo van dat onnodige gelul door je wedstrijd heen? Dan kom je al snel bij deze man uit. Wytse heeft een verleden op de toneelschool en weet dus wel hoe hij de mensen kan vermaken en geïnteresseerd kan houden. Toch vindt hij het af en toe nog wel lastig om door zoveel mensen beluisterd te worden. Als hij een foutje maakt horen namelijk heel veel mensen dat. Wytse noemde ooit Erik ten Hag, Jan van Halst. “Die twee kale Twentenaren, die zitten bij mij in één hersencel”, verklaart hij. “Ik neem aan dat mensen weten dat ik niet dacht dat Jan van Halst daar stond. Het was gewoon een menselijke fout, op een enorm klotemoment. Ik voelde me een paar dagen zó klote daarover”, aldus Wytse.
Hoer van Hilversum
Van der Goot pakt eigenlijk elke kans die hij krijgt met beide handen aan. “Of ik dat allemaal kan omdat ik zoveel talent heb? Dat moet het wel zijn, ja”, grapt hij. Dat hij vergeleken wordt met Wilfred Genee, die zichzelf de hoer van Hilversum noemt, maakt Wytse niks uit. Wytse is vandaag de dag natuurlijk het gezicht van Ziggo sport, maar hij weet ook hoe het is om aan de bodem van de hiërarchie te staan. Hij is vroeger namelijk ook bandredacteur geweest. Tussen de grootheden aan tafel
Wytse heeft het praatprogramma Rondo overgenomen van Jack van Gelderen. Hier zit hij vaak tussen de voetbalgrootheden als Marco van Basten en Ruud Gullit. Soms moet hij die grootheden dan ook verbeteren of onderbreken, dat vind hij best lastig gaf hij aan. Hij is dan ook blij als het erop zit soms. “Ik ben altijd opgelucht als ik weer goed door een programma ben gekomen. Ik geniet er wel van, maar ik wil het zo graag goed doen en ben er onzeker van of ik het dan wel goed doe.” Aldus Wytse.