Oke jongens, zet je popcorn klaar want de dagen van simpele jump-scares zijn voorbij. De gloednieuwe remake van Frankenstein door Guillermo del Toro, is vanaf vandaag beschikbaar in de bioscoop en hij stelt niet teleur.
Eerst even de setting: een briljante maar ook licht gestoorde wetenschapper (Oscar Isaac) besluit het ultieme monster te maken. Geen slap gespook, geen standaard horror. Denk aan gothic grandeur, bloed, rook en emoties die je normaal alleen bij een opera ziet. De rol van het monster is voor Jacob Elordi, die een combinatie van brute kracht én tragiek is, precies zoals
Mary Shelley het monster voor het eerst beschreef.
Waarom moet je ‘m zien?
Regisseur Guillermo del Toro is geen grapjas in horror-land. De stijl van de Mexicaan is visueel verbluffend, groots, alsof elk shot een schilderij is. Daarnaast heb je dan ook het feit dat dit om een klassiek verhaal gaat, die je eigenlijk wel een keer gezien of gelezen moet hebben. De uitgelezen kans om je monster kennis bij te spijkeren. Dan heb je nog de geweldige cast, serieus, als Oscar Isaac en Jacob Elordi samen monster en wetenschapper spelen, dan weet je dat iemand goed werk heeft geleverd.
Maar wat kun je verwachten tijdens je kijkavond?
Je wordt meegenomen naar een wereld waarin de grens tussen leven en dood vervaagt. Een monster dat zich afvraagt: “Wie ben ik?” Een schepper die door zijn waanzin zichzelf verliezen kan. Die duistere sfeer, de blik van het beest, die blik waarin je medelijden én angst tegelijk voelt, dat krijg je hier. Er zijn scènes die je rillingen zullen bezorgen, maar ook momenten waarin je compleet stil wordt.
Dus voor de mensen die wachten tot hij 7 november op
Netflix verschijnt, zorg voor een goede speaker of koptelefoon, want soundtrack en geluid zijn key. Zet het licht wat dim, zet je telefoon op stil, laat je meeslepen. En hé: als je je tijdens de credits afvraagt “oké, wat betekent dit allemaal?”, dan is dat precies de bedoeling.