Voorpublicatie: Flying Dutchman in Schotland over toprugbyer Tim Visser

Een grootheid in het buitenland, maar in Nederland kan hij gewoon rustig over straat lopen. Wat Johan Cruijff was op voetbalgebied, dat is Tim Visser in het rugby. De beste aller tijden. Toch speelt hij niet voor Nederland, maar voor rugbygrootmacht Schotland.

In Flying Dutchman in Schotland vertelt hij zijn verhaal. Hoe hij via een kostschool in Engeland de stap naar het professionele rugby maakte in Newcastle. Na zijn transfer naar het Schotse Edinburgh en goede prestaties behoort hij opeens tot de beste rugbyspelers van de UK en dus ter wereld. Een boek over de keiharde kleedkamerwetten, bijzondere rugbytradities en drank, bedrijven van topsport, succes en het grote geld.

Wij mogen exclusief een voorplicatie delen uit Flying Dutchman in Schotland en mogen drie exemplaren weggeven van het boek, geschreven door Suse van Kleef. Hieronder een fragment over een horror trainingskamp.

Het ergste trainingskamp ooit

De Hel
De voorbereiding op de wereldbeker betekent De Hel. Een voorbereiding op de Six Nations duurt een week, de voorbe- reiding op het WK duurt acht keer zo lang. Twee maanden vol gas, terwijl ze allemaal een volledig seizoen hebben gedraaid. ‘Het gaat bijna alleen om kracht- en conditietraining, heel snel veel power krijgen en super t worden. Elke dag stap ik met lood in mijn schoenen in de auto om naar het stadion te gaan. Elke dag is het verschrikkelijk afzien. Box jumps, kettlebell jumps, pull-ups, shoulder press, dumbbell rows, clean pulls, squatten, bankdrukken: het houdt niet op. ’s Ochtends eerst in het krachthonk, daarna sprinttraining. ’s Middags een rug- bytraining die doorloopt in een conditietraining. Weer sprints en duurlopen. Het gaat ontiegelijk hard, ik loop bijna elke dag kotsend het veld af. Als ik thuiskom kan ik niet meer van de bank af komen. Als ik ’s nachts naar de wc ga, doet het fucking veel pijn aan mijn billen. Al mijn spieren staan in brand.

Hoogtestage
‘Na vier verschrikkelijke weken in Edinburgh gaan we op trai- ningskamp in de Franse Pyreneeën. Een soort hoogtestage, wat wielrenners en schaatsers ook doen. Het idee is dat je daar, door het zuurstofgebrek hoog in de bergen, stoffen aanmaakt die je tter maken.’ Laura is op dat moment hoogzwanger, de datum dat ze is uitgerekend valt middenin het trainingskamp. Met de teammanager spreekt Tim af dat hij elke dag de vluch- ten naar Edinburgh in de gaten houdt, voor het geval dat.

In straf marstempo
Ze komen aan bij een fort, dat dienstdoet als legerbasis van een bergdivisie van het Franse leger. Ze krijgen meteen te ho- ren dat ze een klein tasje met spullen moeten pakken: korte broek en T-shirt aan, een fleecedekentje mee in de rugzak. ‘Ik voelde direct nattigheid. Oké, daar gaan we: trainen met de jongens uit de divisie. Het begon leuk met allemaal teambuildingsoefeningetjes. Met z’n allen een ladder bouwen waarmee we over een muur moeten klimmen, hindernisbanen, kruipen door tunnels, dat soort dingen. Ineens zei de teammanager: “Klaar nu. Iedereen tas op zijn rug, we gaan een stukje wandelen.” Ik werd nog wantrouwender. Met twee bergverkenners van de commando’s gaan we een berg op. In straf marstempo omhoog. Het gaat hard, en het is enorm steil: het voelt alsof de hellingsgraad 40 procent is. We hebben niks bij ons: geen water, geen zonnebrand, geen eten. De weg naar boven duurt tweeënhalf uur, maar het voelt alsof we tien uur lopen. Ik ben helemaal de weg kwijt.’

Konijntjes doodslaan
Boven kijkt Tim om zich heen. Het is wel klaar nu, denkt hij. Het is leuk geweest. Elk moment verwacht hij dat er een busje de hoek om komt rijden om ze op te pikken en naar beneden te brengen. Maar niks blijkt minder waar. ‘Voor ons stond een krat water. En zes kooitjes met daarin levende konijnen. “Dit is het voor vanavond jongens,” zei die commandogast. “Dat is je voedsel. Maak een kamp, we slapen hier vannacht.” Ik was bloedchagrijnig, echt niet te genieten. We werden in groepen van zes verdeeld, elk groepje kreeg een konijn voor het avond- eten. De commando deed voor hoe je een konijn doodmaakt. Bij zijn achterpoten pakken en dan rondzwaaien, zodat al het bloed naar het hoofd stroomt. Daar wordt het konijn een bee- tje suffig van, beweerde hij. Dan pak je een stok en sla je hem op de achterkant van zijn harses, in een keer dood. Dat is de theorie. Ik vind het allemaal wel best: ik houd echt van dieren, maar ik heb ook honger. Onze fysio is veganist, hij trok het minder goed en stond ontzettend te schelden.’

‘Een van de jongens uit mijn groep neemt het initiatief en pakt ons konijn op, zwaait het een paar keer rond en ramt daarna een stok op zijn achterhoofd. Hij kijkt me triomfantelijk aan. Ik kijk naar het konijn, het leeft nog. Goor. De jongen slaat nog een keer. Dood. Best een vreemd gevoel eigenlijk. Er zit een Zuid-Afrikaan in mijn groep die goed kan villen, dus die ontdoet het konijn in een paar seconden van zijn huid. We hangen het beestje boven een kampvuur. Van zo’n konijn komen ongeveer twee ministukjes vlees af, dus iedereen krijgt een hapje. Bij zo’n groep grote rugbyers valt dat niet lekker: iedereen zit te zeiken over honger.’

IJskoude nacht
Even later rijdt er inderdaad een busje naar boven. ‘Pure op- luchting. In een mum van tijd werden er kratten bier, steaks, brood en dozen wijn uitgeladen. De sfeer is meteen weer goed. Ik dacht bij mezelf: zo veel mogelijk rode wijn erin, dan word ik nog een beetje warm en houd ik de nacht misschien wel uit. Want dat op die berg slapen, dat was dus geen grap.’

Tim zoekt een enigszins vlak plekje op en haalt het dekentje dat hij van de teammanager kreeg uit zijn tas. ‘Helemaal kut. 1 bij 1 meter, zo’n dekentje voor op de bank. Het komt van mijn knieën tot mijn navel. Het werd al snel hartstikke koud: op 1800 meter hoogte was het daar een graad of vijf. Dit gaat niet lekker. Ik trommelde de twee dikste jongens van de groep op, dat geeft nog een beetje warmte. Ik legde wat mos neer dat als matras moest dienen en ging tussen die gasten in liggen, met het dekentje over me heen. Slapen ging niet goed, het voelde alsof we op een rots lagen. Het was fucking koud.’ ‘Op een gegeven moment viel ik even weg. Als ik wakker word en op mijn klokje kijk is het pas 23.15. Godverdomme. Wat een drama. Ik ga terug naar het kampvuur, waar de andere jongens al zaten. Niemand kon slapen, dus we bleven daar de hele nacht. De volgende ochtend is iedereen gebroken. Met dit soort acties proberen ze ons mentaal sterker te maken, een teamgevoel te kweken. Het zal wel, ik wilde alleen maar naar bed. Gebeurde niet. We marcheerden weer naar beneden, kregen wat te eten en worden dan het veld weer opgejaagd voor een conditietraining.’

Niet breken
Dagenlang doen ze trainingen en oefeningen die op zeeniveau al moeilijk zouden zijn geweest qua intensiteit. Daar, op die hoogte, is alles nog zwaarder. ‘Als ik een sprintje trek ben ik meteen buiten adem, alles kost moeite. Het is echt een heel ander niveau dan dat ik gewend ben bij Edinburgh. Het motto is: “Ik wil je alleen op je rug zien liggen als je dood bent.” Op een gegeven moment ligt er een jonge jongen op zijn rug, dus wij grappen: “Hey, sta op man, we hebben nog een set.” Maar hij stond niet op – hij had een astma-aanval. Dokter erbij, zuurstoffles: hij bleek bijna buiten bewustzijn te zijn geweest. Het is constant doorbijten. Ik kan niet breken, ik moet door, want alle 44 anderen gaan ook door. Als ik breek kom ik niet in de selectie. Zo simpel is het.’

‘Eigenlijk hoop ik de hele tijd dat Laura’s bevalling begint, zodat ik hier weg kan. Elke dag sms ik haar: gebeurt er al wat? Voel je al iets? Nee.’ Tim merkt wel dat het loodzware kamp toch een bepaalde functie heeft. ‘We groeiden naar el- kaar toe. Als een speler iets niet kan, moedigen we hem aan, trekken we hem over de streep. Het is teamwork, is mooi om te zien. Je maakt de bouwstenen waar het WK mee moet worden gebouwd. Maar man, man, man. Dit nooit meer. Het is het zwaarste dat ik ooit heb gedaan.’

Work hard play hard
Na een week afzien stappen de heren in de bus naar Barcelona. Vanuit daar vliegen ze terug naar Edinburgh, wordt ze ver- teld. ‘Maar ook dat was een mindfuck: ineens gingen we van de snelweg af richting Perpignan, een stad in Zuid-Frankrijk. Voor het weekend hadden ze een heel luxe hotel afgehuurd, om ons te belonen voor de afgelopen week. We hebben uit- zicht op de zee, de zon schijnt, de biertjes worden gebracht: het is alsof we een oase betreden. We gaan helemaal los.’
Er is in het hotel een mooi restaurant gereserveerd, aan het strand. De mannen beginnen te bestellen en al snel staat de tafel overvol drank; maakt niet uit, de rekening hoeven ze toch niet te betalen. Niet veel later is er een bank kapot doordat een van de zware jongens zich er iets te hard op laat vallen. Een stoel breekt. Iedereen is al snel de weg kwijt. ‘Na het hoofdgerecht struikelde iemand over een tafel waar in- middels wel honderd glazen op stonden: tafel doormidden, alle glazen stuk. Het was niet zo handig georganiseerd, want er zaten naast ons gewoon stelletjes romantisch bij kaarslicht te eten. Het was echt een slagveld.’

Even niet bevallen alsjeblieft
Een van de jongens kan niet meer rechtop zitten, dus Tim en een paar anderen tillen hem naar zijn kamer. Twintig minu- ten later is hij terug in het restaurant, in z’n pyjama, om door te drinken. ‘De coaches gaan ook helemaal los, fantastisch. Ik stuurde Laura een sms’je: even niet dit weekend bevallen alsjeblieft. Dit is geweldig. Alcohol is altijd onderdeel geweest van de rugbycultuur, het is traditie. De derde helft is in het amateurrugby heel belangrijk, iedereen heeft dat meegemaakt. Dat blijft er toch een beetje in zitten. Als profspeler kun je natuurlijk vaak niet drinken en we passen ook wel op, want je wil niet de volgende dag overal in de kranten staan. Maar voor ons is het wel geaccepteerd op sommige momenten.’

Win or lose, we’re on the booze
Sterker nog, zegt Tim: ‘Op dit soort gelegenheden hoort het er helemaal bij. Als het ook maar even kan, gaan ze volle bak. We staan niet zo in de spotlights als bijvoorbeeld voetballers, dat is jn. En het wordt ook wel een beetje van ons verwacht. We werken en spelen hard. En als we uitgaan, dan gaat het ook hard. Sommige coaches willen niet dat je uitgaat wanneer we hebben verloren. Als ik kut heb gespeeld of een wedstrijd ver- lies, doe ik dat meestal ook niet. Maar het motto van sommige jongens is: win or lose, we’re on the booze.’
‘Ik heb meerdere keren gehad dat ik na een uitwedstrijd om 05.00 in mijn nest lag, en om 06.00 weer op moet om het vlieg- tuig te halen. Zit je op zo’n brakke EasyJet-vlucht. Een keer zat ik bij het raam, met twee heel dikke mannen naast me. Ik was misselijk, maar dacht dat ik het nog wel zou redden. Het stoelriemen-vast-lichtje ging aan en toen ging ik ineens heel slecht. Kan ik naar de wc, vroeg ik. Nee, mocht niet. Na het opstijgen kon ik het nog net tot de wc binnenhouden. Die dingen gebeuren weleens.’

Win Flying Dutchman in Schotland

Lees als een trein hè? Vertel ons wat. Flying Dutchman in Schotland is vanaf 8 maart verkrijgbaar in de winkels. Wil je dit boek winnen? We geven drie exemplaren weg! Vertel ons in de comments op Facebook waarom jij dit boek wil lezen en wie weet valt Flying Dutchman in Schotland straks bij jou op de deurmat. Succes!

Flying Dutchman in Schotland
Reageer op artikel:
Voorpublicatie: Flying Dutchman in Schotland over toprugbyer Tim Visser
Sluiten