Q&A met Michel van Egmond: “Zou graag een boek schrijven over de onthulling van de eerste homoseksuele topvoetballer”

Van Egmond sleepte de NS Publieksprijs maar liefst drie keer in de wacht dankzij zijn meesterwerken Gijp, Kieft en De wereld volgens Gijp. Onlangs lanceerde hij zijn nieuwe boek ‘Voetbal kijken met Van Basten’, waar hij schitterende verhalen deelt over avonden die hij doorbracht met de bekendste (oud)-sporters ter wereld, zoals Paul Gascoigne, Ben Johnson en Marco van Basten.

Wij spraken de bestsellerauteur over het boek, schitterende levenservaringen en zijn ambities.

Wat maakt het dat ‘Voetbal kijken met Van Basten’ jouw meest persoonlijke boek is?
Eigenlijk heel simpel. Dat is omdat ik iets meer het woordje ‘ik’ gebruik. Kort gezegd kom ik er zelf meer in voor. Zeker als je het vergelijkt met die biografieën over Gijp en Kieft. Daar is de focus helemaal gelegd op de hoofdpersoon en ben ik niet echt in beeld.

In dit boek schrijf ik wat meer over mezelf en wat ik zelf meemaak in die sportwereld. Ik vind nog steeds wel dat al die verhalen eigenlijk gewoon over de hoofdpersonen gaan, hoor. Absoluut. Maar ikzelf speel een iets grotere rol in dit nieuwe boek. Meer dan voorheen.

Hoe laat je dat tot uiting komen?
Sommige verhalen zijn niet allemaal hetzelfde, maar sommige verhalen zijn eigenlijk reportages over dingen die ik zelf heb meegemaakt, maar dan in een grote sporter, of oud-sporter.

Ik word gevraagd om analist te zijn tijdens het WK bij Studio Sport, vervolgens kom ik naast van Basten te zitten. Dat is eigenlijk de aanleiding om daar dan iets over te schrijven. Hetzelfde geldt voor de verhalen van Ben Johnson. Ik kreeg een uitnodiging om met Ben Johnson te dineren en dat werd een hele rare avond. Als je sportschrijver bent en je zit met een van de beroemdste atleten van het afgelopen van de afgelopen halve eeuw aan tafel en je doet daar niets mee. Daar moet je gewoon wat mee doen. Dat is gewoon goed materiaal om over te schrijven.

Wil je er eigenlijk een verhaal mee vertellen?
Ik wil gewoon de lezer entertainen. Ervoor zorgen dat dat diegene ‘die zo vriendelijk is om er een paar tientjes tegenaan te gooien’ vermaakt wordt. Dat als ‘ie aan het boek begint na een elke bladzijde denkt: ‘Ik sla hem om’ en dus verder leest, in plaats van dat de lezer het boek terug in de kast zet. Mijn doel is altijd om mooie verhalen te vertellen en het zo goed mogelijk op te schrijven. Daar wil de mensen mee vermaken.

Dat is je aardig gelukt, als we zien wat er allemaal op je palmares staat!
Volgens mij heb ik wel een paar mensen een plezier gedaan met mijn boeken, dacht ik inderdaad. Daar ben ik blij mee.

Michel van Egmond

Als je met zo’n bekend persoon bent, wat gebeurt er dan over het algemeen?
Meestal gebeurt er niet zo gek veel. Weet je, als ik het zou gaan navertellen in een paar zinnen, dan denk je: ‘Ja, er gebeurt eigenlijk bijna niks’. Maar het gaat meer om de observaties die ik doe. De dingen die je ziet bij iemand, waardoor er toch een soort beeld van iemand ontstaat in combinatie met alle associaties die ik ermee heb.

Het zijn eigenlijk portretten van sporters naar aanleiding van een hele vluchtige ontmoeting die ik met deze personen gehad. Heb ze dus niet urenlang of dagenlang geïnterviewd, dat is dus wel een verschil met mijn vorige boeken. Dat zijn namelijk boeken die zijn ontstaan uit heel veel tijd doorbrengen met zo’n hoofdpersoon. Met het boek van Rob Jansen ben ik negen maanden bijna non-stop met hem geweest, heb ik zelf eventjes in zijn huis gewoond. Voor het boek van Wim Kieft heb ik ook ontzettend veel tijd doorgebracht met hem. Maar voor het boek ‘Voetbal kijken met Marco van Basten’ ging ik eigenlijk tegenovergesteld te werk. Dat zijn allemaal ontmoetingen van één avond. Maar ik heb er zoveel bij geassocieerd en bijgesleept dat het toch hele lange verhalen zijn geworden. Dat is eigenlijk een beetje wat er gebeurd is.

Je noemt ook Paul Gascoigne, hoe was zo’n avond met hem, een absoluut fenomeen natuurlijk!
Nou, ik had hem dus al eens ontmoet. Twaalf jaar geleden al, ook in Engeland. Toen werkte ik als verslaggever bij Voetbal International. Ik las destijds in de krant een advertentie dat Paul Gascoigne zou gaan optreden in een of ander klein theatertje vlakbij Londen. Daar zou ‘ie dan op het podium allerlei verhalen gaan vertellen. Dat leek mij een uitstekende reportage voor VI, dus toen ben ik daarheen gegaan. Daar kon je een soort VIP-ticket kopen en ‘m dan een handje geven en met hem op de foto gaan. Dat heb ik toen ook maar gedaan, want ik wilde die hele scène beschrijven daar.

Gascoigne heeft mij eigenlijk altijd enorm geïnteresseerd. Al vanaf het moment dat ik hem voor het eerst op televisie zag. Die man ben ik altijd blijven volgen. Nu zag ik, tien, twaalf jaar later, las ik dat ‘ie dat nog steeds doet en dat hij inmiddels zijn werkterrein had uitgebreid van Engeland tot ongeveer de hele wereld. Hij had een lezing gegeven in Bangkok, maar toen las ik vervolgens dat ‘ie dat een soort tour door Scandinavië ging doen. Dus ik dacht: ‘Ik ga hem weer opzoeken, er is zoveel gebeurd in die twaalf jaar tijd.’ Daarnaast was ik ook gewoon benieuwd hoe hij eraan toe was en wat voor verhaal hij mij nu te vertellen had. Dat was eigenlijk de voornaamste reden om hem weer op te zoeken daar in Malmö en Kopenhagen.

Verraste hij jou met zijn verhaal?
Nee, het was eigenlijk precies hetzelfde verhaal als dat ‘ie mij eerder al vertelde. Het was net als toen een hele wrange en soms ook hele liefdevolle avond. Het was een beetje dubbel. Het had hele mooie momenten, als je zag hoe geliefd hij nog is bij de mensen, niet alleen in Engeland, maar ook in Scandinavië. Maar het had aan de andere kant ook iets heel triests. Want in feite zit daar gewoon iemand te vertellen hoe hij zijn talent heeft vergooid.

Vanaf het allereerste moment heb ik een fascinatie met hem gehad. Eigenlijk samen met een vriend, eveneens een oud-collega. Dat speelt al vanaf halverwege de jaren ’80, toen we Gascoigne voor het eerst op de televisie zagen. Deze vriend nam ik ook mee naar Scandinavië. Al dertig jaar lang volgen we Gascoigne en zijn we een beetje geobsedeerd door hem. Die populariteit is ook een beetje zijn ondergang geworden.

Een andere Engelse held, David Beckham, daar is onlangs een toffe docu over verschenen. Wat vond je daarvan?
Erg goed gemaakt. Het is heel erg mooi gemaakt en daarnaast voor hem een goed PR-middel. Overigens ook voor z’n vrouw. De docu bevat veel archiefmateriaal dat ik nog niet kende, dat vond ik ook heel mooi. En ik denk dat het voor heel mensen een eye-opener is. Met name voor niet-voetballiefhebbers, dan moeten toch haast de schellen van de ogen vallen als je dat aanschouwt. Je ziet namelijk onder hoeveel druk zo’n grote voetballer staat, op z’n jonge leeftijd. Ik zat ernaar te kijken en op gegeven moment wordt ‘ie de meest gehate man van Engeland en dan realiseer je je: ‘Die jongen was dus 23 of 24’. Toen ik 23 was had ik er al moeite mee als iemand op straat iets naar mij riep, bij wijze van spreken. Beckham kreeg dan een heel land over zich heen. Dus wat dat betreft was het wel een hele goede serie.

Je ziet bijvoorbeeld ook bepaalde trekjes bij iemand, die je misschien niet verwacht?
Ja, klopt. Je zag bij Beckham inderdaad beetje OCD-achtige dingen. Dat herken ik zelf ook wel, zulke aspecten zijn namelijk ook te lezen in het boek van Wim Kieft. Hij heeft ook een beetje last van dwangstoornissen namelijk. René van der Gijp overigens ook.

Van Basten staat bekend als een kritische kijker, wat is jou het meest opgevallen aan het zitten met hem?
Dat ik erachter kwam dat hij alle inwonersaantallen van alle landen uit Europa uit z’n hoofd kent. Dat kwam dan aan het licht en dat heb ik dan ook uitgebreid beschreven.

Wat is het geheim achter een boeiend sportverhaal?
Dat is eigenlijk een moeilijk te beantwoorden vraag. Kijk, in de verhalen in mijn laatste boek wordt ook niet echt iets groots onthuld. Dus in die zin zou je kunnen zeggen: ‘Is dit wel een goed sportverhaal?’ Maar, de volgende vraag die je dan kan stellen is: ‘Is het überhaupt wel een sportverhaal als je gewoon met iemand televisie zit te kijken?’ Voor sportverhalen geldt in principe hetzelfde als voor algemene verhalen. Het is een mengeling van het verhaal zelf, hoe de auteur met het verhaal omgaat, hoe die het op papier zet, het is echt een combinatie van factoren.’

Je bent de enige schrijver in Nederland die drie keer de NS-publieksprijs won.
Al dertig jaar schrijf ik over sport, dan je altijd op zoek naar een goed verhaal. Dus op een gegeven moment ontwikkel je daar ook een soort instinct voor en steeds meer te vertrouwen op je onderbuik. Laten we eerlijk zeggen, bij Van Basten, er gebeurt eigenlijk niet zoveel spectaculairs. Ik kom de studio binnen, Van Basten zit op een bank, ik ga naast hem zitten, we kijken samen tv, we lopen naar de studio, we gaan weer terug naar de bank, hij tafeltennist en gaat vervolgens naar huis.’ Je zou eigenlijk zeggen: “Ja, dat is niet echt een verhaal’, maar toch heb ik er 5000 woorden over kunnen tikken. Dat heeft natuurlijk met de manier van opschrijven te maken en hoe vrij je je daarin voelt. Als je alleen maar precies opschrijft wat er gebeurt, dan heb je aan een pagina genoeg. Het is een beetje de combinatie van gevoel en techniek die je hebt ontwikkeld om van iets heel kleins toch iets heel moois te maken.

Welke verhaal maakte het meeste indruk op je?
Van al mijn verhalen en boeken bij elkaar vond ik het verhaal van Kieft. Al heb ik ook wel een boek gemaakt (King, red.) over oud-Feyenoord-speler Gyan, dat deed mij ook wel wat. Maar Kieft was wel het meest ingrijpend. Daar kwam gewoon heel veel samen. Het was een waanzinnig verhaal en bovendien was het de grote onthulling. Niemand wist het. Ik wist het zelf ook niet, geen details. Dat heeft ook gewoon een grote impact gehad. En je ziet, het schrijven van dit boek heeft de hoofdpersoon alleen maar goed gedaan. Dus dat allemaal bij elkaar zorgt er wel voor dat het boek van Kieft mij het meest heeft aangegrepen. Het is mij ook heel dierbaar.

Hoe ga je ermee om als de hoofdpersoon zulke ontwikkelingen doet?
Toen ik met hem eenmaal de afspraak had dat we weer bij elkaar zouden komen om te onderzoeken of er een boek te maken was, toen vroeg hij het. Het initiatief kwam toen echt van hem. Toen zei hij: “Je weet toch wel wat er met mij aan de hand is?” En toen zei ik: “Ja, ik heb wel eens iets gehoord ja, mar ik weet niet precies wat er met jou aan de hand is.” Waarop Kieft zei: ‘Oké, dan zal ik het je vertellen.” Vervolgens vertelde hij het hele verhaal, in grote lijnen. Toen wist ik wel zeker dat hier een boek in zat. Maar ik moet zeggen, het is ook vaak timing. Op dat moment was Kieft er helemaal klaar voor, als ik vijf jaar eerder met hem was gaan zitten, dan had ‘ie het niet verteld. Het verhaal was toen net zo goed, maar de timing was gewoon verkeerd. Op dat moment was hij er gewoon nog niet aan toe om het te delen met de buitenwereld. Daarom kan je ook moeilijk zeggen dat er een specifiek geheim van mijn boeken is. Als het echt een goed boek moet zijn waar je een hoop mensen veel plezier mee doet, maar ook de hoofdpersoon en de schrijver, dan moet gewoon alles kloppen. En als dat gebeurt ben je onwijs blij.

Waarom denk je dat mensen als Gijp en Kieft specifiek naar jou komen?
Gijp was voor mij al door vier of vijf mensen benaderd in al die jaren. Er kwam altijd wel iemand naar hem toe die zei: “Ik wil een boek over je maken”. Dan zei René altijd: “Ja, prima. Doe maar!”, alleen die schrijvers deden het uiteindelijk nooit. En ja, ik deed het dus wel. Dus wat dat betreft is dat simpel. Dat was voor mij natuurlijk ook wel een soort kickstart omdat het boek zo waanzinnig goed verkocht werd. Bij Kieft was het eveneens heel simpel, die deed het gewoon voor het geld, daar komt het op neer. En hij dacht: ‘Ja, ik kan het wel met iemand anders doen, maar die verkoopt een stuk minder boeken dan die gek die dat Gijp-boek heeft geschreven.’ De motieven zijn altijd verschillend bij de hoofdpersoon.

Jouw vrouw is ook schrijver, spar je wel eens met haar aan de etenstafel daarover?
Ja, tuurlijk. We hebben ook samen een boek geschreven, twee boeken zelfs. Het boek over Johan Derksen en het boek over Patty Brard, dus we hebben al samengewerkt. En ja, dat is gewoon heel prettig. Als je samen aan een boek werkt kan het soms wel eens vervelend zijn, want dan ben je de hele dag met het boek bezig over Derksen, dan ga je vervolgens samen eten en dan zit je nog over Derksen te praten met elkaar. Dan wordt het wel een beetje veel allemaal. Maar verder is het alleen maar prettig als je zo dichtbij huis iemand hebt die er verstand van heeft en je op weg kan helpen. Dat is alleen maar heel fijn.

Waar helpt zij jou het meest mee?
Met de gebruikelijke schrijversproblemen. ‘Hoe zal ik dit aanpakken?’, of ze leest iets voor mij en geeft vervolgens haar mening erover. “Is dit een goed begin?’, dat soort praktische dingen eigenlijk.

Een boek schrijf je niet alleen als je achter je toetsenbord zit, je schrijft zo’n boek ook als je onder de douche staat of door de stad loopt. In je hoofd ben je er de hele tijd mee bezig, tot het helemaal af is. Dat duurt meestal een maand of negen, minstens. Het is net een soort bevalling. En daarna kan je weer opnieuw beginnen.

Over wie of wat zou je in de toekomst nog graag willen schrijven?
Ik werk eigenlijk nooit met namen die ik in mijn hoofd heb. Ik ga vooral af op wat mensen tegen mij zeggen. Het enige wat echt op mijn verlanglijstje staat, is dat ik benaderd word door de eerste Nederlandse topvoetballer die gaat onthullen dat hij homoseksueel is. Iets wat hij al zijn hele leven met zich meedraagt. Daar zit een geweldig verhaal in. Hoe hij daarmee om is gegaan en de druk die het met zich meebracht. Dat lijkt mij enorm interessant. Homoseksualiteit is toch een van de grote taboes in de voetbalwereld.

Dat zou wederom een schitterend onthullingsboek zijn..
Deze situatie is natuurlijk ongelooflijk. Totaal middeleeuws zelfs. De tijd is ook echt rijp om daar rigoureus een einde aan de maken. Een grote voetballer zou daar een hele grote stap in kunnen zetten. Maar ik realiseer me ook gelijk dat je dan ontegenzeggelijk veel weerstand krijgt. Of spreekkoren, gedoe op social media, maar de tijd is er echt rijp voor. Ben er overigens wel zeker van dat het in de kleedkamer helemaal geen probleem is. Het is allemaal het deel van de buitenwereld en de harde kern van de tegenstander, dat wordt het probleem.

Hoe zou je in dit geval zo’n boek aanpakken?
Dan ga je gewoon praten met deze persoon in kwestie en dan ga je het ook hebben over wat er gaat gebeuren als het boek eenmaal uitkomt en of je bereidt bent om dat ondergaan, voor dit verhaal. Dat heb ik tegen Kieft ook gezegd: “Realiseer je wel wat er gaat gebeuren”. Wat nu niemand weet, weet straks op één dag iedereen en iedereen gaat er ook nog iets van vinden. Mensen gaat daarover schrijven, over twitteren en op de televisie iets over roepen. Dan gaan mensen ook nog eens onzin roepen, iets wat onvermijdelijk is in deze situatie. Dat moet je wel weten en daar moet je wel zin in hebben. Dat zou ik dan ook met zo’n jongen goed bespreken.

Had Kieft zich dit gerealiseerd?
Ja, tuurlijk. Kieft leeft al vanaf zijn achttiende in de publiciteit, dus hij wist wel hoe het werkt. Dit moet je vooral doen bij mensen die geen media-ervaring hebben. Die moet je gewoon goed waarschuwen wat er kan gaan gebeuren. Maar voor een profvoetballer die in Italië heeft gevoetbald, die hoef je niet uit te leggen hoe de pers werkt.

Reageer op artikel:
Q&A met Michel van Egmond: “Zou graag een boek schrijven over de onthulling van de eerste homoseksuele topvoetballer”
Sluiten