En ineens troffen we een mooi geschreven ode aan Fernando Torres in onze mailbox aan. De Spaanse voetballer die vandaag heeft aangekondigd te stoppen met voetbal was een grote inspiratiebron voor de opperfan Kevin van Buuren. Vandaar dat hij direct in de pen kroop om een prachtig eerbetoon over deze held te schrijven. Wij zijn de minste niet en plaatsen met veel liefde dit stuk waar nog veel meer liefde in zit. Blik zo terug op de carrière van de flegmatieke Spanjaard:
Liverpool FC wist mijn hart al lang geleden te veroveren. Het rode tenue, de immense atmosfeer op Anfield Road . De vergelijkingen met de voetbalvereniging waarmee ik groot was gebracht, Feyenoord. Een arbeidersclub, voortgestuwd door de onvoorwaardelijke steun van haar fans. Passie over prijzen. 2005: de memorabele, nee, legendarische eindzege in Istanbul. Ingeleid door de kopbal van mijn idool, Captain Fantastic , Steven Gerrard. Tegen het machtige AC Milan van Alessandro Nesta, Paolo Maldini, Hernan Crespo, Andriy Shevchenko en hun fabuleuze nummer 22: Kaká. Ruststand 3–0. Een wonder was nodig. En een wonder geschiedde. The Miracle of Istanbul . Na 90 minuten: 3–3. Na 120 minuten en 8 penalty’s — Reds doelman Jerzy Dudek keerde er twee, namens Liverpool mistte John Arne Riise — was het de beurt aan Shevchenko, meesterspits. Dudek stopt hem. Liverpool wint haar eerste Champions League — eerder nog Europa cup I — en haar vijfde cup met grote oren. Het was liefde. En slechts het begin.
We zijn twee jaar verder. 4 juli 2007, 42 dagen na de verloren replay van de Champions League finale op 23 mei 2005 — dit keer versloeg AC Milan de Engelsen met 1 tegen 2 — , kondigen The Reds hun nieuwste aankoop aan. De 23-jarige Fernando José Torres Sanz wordt door zijn landgenoot, en trainer van Liverpool, Rafael Benítez, als nieuwe spits binnengehaald. 38 miljoen euro. Het kind van Atlético Madrid; ‘e l niño .’ Ik had al wel eens van hem gehoord. Al was het maar van zijn vliegende volley tegen Real Betis — op 2 november 2003. Atletí staat 1–0 achter tegen de Verdiblancos . Torres, op dat moment 19 jaar, verliest een kopduel op 30 meter van het doel. Hij valt op de grond. De bal wordt teruggewonnen door de Madrilenen en verplaatst naar links. Intussen is Torres opgestaan en manoeuvreert hij zich richting het strafschopgebied. Zijn medespeler ziet hem en trapt met rechts, hoog en diagonaal richting de jonge spits, schuin rechts van de goal. De pass lijkt iets te hard, maar Fernando Torres springt, strekt zijn rechterbeen en verbindt het leer perfect met zijn vliegende wreef. De bal vliegt in een diagonale streep in de linkerkruising. Goal.
Veel beter dan dit ken ik hem op dat moment niet. Bovendien zijn Spaanse spelers en de Engelse competitie vaak een wisselend huwelijk. Van de warme zon naar de koude regen, van paella naar fish and chips . Het is niet makkelijk, maar het lijkt voorbestemd. Fernando Torres, opgeleid door Real Madrid, maar levenslang fan van hun grootste rivaal, Atletico. Hij droeg voor de rood-witte Madrilenen ooit de aanvoerdersband, met binnenin de woorden: ‘ You’ll Never Walk Alone ’, dé zin waarmee Liverpool zich al decennia identificeert. ‘ His armband proved he was a Red’, zullen de Engelse fans later zingen. Het shirt met zijn naam draagt het nummer 9, zoals ooit zijn illustere voorgangers Ian Rush, en Robbie Fowler, bekend van zijn controversiële ‘snuif-de-achterlijn-op-doelpuntenviering’, nadat hij lang beschuldigd werd van cocaïnegebruik.
Fernando Torres debuteert op 11 augustus 2007 — nog niet in het rood -, uit bij Aston Villa (1–2 winst). Voor de Spanjaard, op zijn eerste wedstrijd in Engeland na, niet veel bijzonders. Hij scoort niet. Al staat hij met een gemiste kans — de rebound resulteert in een voorzet die in het eigen doel wordt gewerkt — wel aan de basis van de 1–0. Dat bijzondere debuut komt 8 dagen later. Op 19 augustus 2007 maakt Torres zijn debuut op Anfield. Tegen Chelsea. The Reds versus The Blues , een gevoelige derby in Engeland. Niet om geografie, zoals de rivaliteit met stadsgenoot Everton. Niet om hegemonie, zoals de traditionele strijd om succesvolste club van Engeland tussen Liverpool en Manchester United. Maar toch al jaren een voetbaloorlog. Liverpool, traditioneel succesvol, met 18 kampioenschappen en 5 Europa cup I/Champions League-bekers. Chelsea, sinds 2003 overgenomen door de steenrijke Rus Roman Abramovich, historisch minder succesvol, maar met de nieuwe financiële middelen de club van de toekomst. Kampioen van 2005, en van 2006, onder leiding van trainerstalent José Mourinho.
Liverpool - Chelsea is 15 minuten onderweg. Een tactisch schouwspel, zonder veel spektakel. Chelsea-doelman Petr Cech, bekend van zijn helm — na het ooit oplopen van een dubbele schedelbreuk zou hij nooit meer zonder spelen — trapt de bal uit zijn handen. Het speeltuig wordt door de rode verdediging weggekopt. Op het middenveld kopt Dirk Kuyt, Nederlandse Liverpudlian tussen 2006 en 2012, nog eens. Nog een kopbal van Xabi Alonso, ook Spanjaard, in de voeten van Liverpool legende Steven Gerrard. De man met de aanvoerdersband heeft maar één aanraking nodig om de bal goed te leggen, één blik om Fernando Torres de ruimte in te zien lopen. Met buitenkant rechts passt hij de bal met perfecte snelheid. Het leer glijdt met een klein effect in de loop van Torres. Een beetje links, net voor het strafschopgebied. Hij neemt de bal iets mee naar binnen met zijn rechterbuitenkant. Chelsea-verdediger Tal Ben Haim stapt op hem af. Torres veegt de bal met de binnenkant van zijn rechtervoet langs de verdediger, versnelt en met diezelfde voet schuift hij — half uit balans — het leer langzaam, gecontroleerd langs Cech in de verre hoek. Het rode stadion, Anfield Road, geleid door het vak achter het doel, The Kop , ontploft. Torres rent, schreeuwt, glijdt en eindigt rechtop zittend met zijn armen in de lucht. Als een kind. Als het kind. Als ‘El Niño’. Hij wordt bedolven onder zijn teamgenoten. Zij weten het. Het publiek weet het. De wedstrijd eindigt uiteindelijk in een 1–1 gelijkspel, door een penalty van Frank Lampard, grootste Chelsea-speler aller tijden. Maar Anfield Road en haar rode legioen hebben een nieuwe vlam. Als een supernova verrezen uit de Spaanse zon. Zijn naam: Fernando Torres, Liverpool’s number 9.
(nummer 6 is zijn eerste goal tegen Chelsea)
Het huwelijk begon gelukkig. De Spaanse superspits maakte veelvoudig indruk. Zijn vrolijke uitstraling, gemengd met zijn strijdlustige killerinstinct. Zijn directe speelstijl. Zijn lange blonde haren, in bedwang gehouden door het sierlijke haarbandje, die bij elke kopbal een stukje goud leken af te geven. Zijn imposante kracht en balans, waarmee zelfs het defensieve meester-duo van Manchester United, de Servische Nemanja Vidic en Engelsman Rio Ferdinand, zich meermaals geen raad mee wisten. En zijn met sproeten besprenkelde neus voor de goal. Voor mij de uitvinder en finetuner van het lage lobje. Zo een balletje waar hij de uitkomende, glijdende keeper met een subtiele stift te kijk zette. Een techniek waarmee hij onder andere Spanje het Europese Kampioenschap schonk in 2008, tegen Duitsland.
Torres werd in zijn debuutseizoen de eerste Liverpool-speler sinds Robbie Fowler die 20 competitiegoals maakte in een seizoen. Uiteindelijk maakte de Madrileen 24 Premier League-doelpunten. In totaal speelde hij 42 wedstrijden in het seizoen 2007–2008, waarin hij 33 keer scoorde. Noemenswaardige prijzen met Liverpool won hij jammer genoeg niet, maar de voetafdruk van Fernando Torres had een grote impact op het voetbalgeheugen van de Liverpool-fans, en de wereld.
Zo succesvol als in zijn eerste jaar werd hij jammer genoeg niet meer. Door blessureleed en terugkerende vormcrisis ging het steeds verder bergafwaarts met de Spanjaard. Zijn lange, blonde lokken maakten plaats voor een steeds kortere, bruinere coupe, alsof hij zijn gouden glans op symbolische wijze stukje bij beetje verloor. De fantastische herinnering aan zijn debuutseizoen maakte plaats voor medelijden, en uiteindelijk haat, toen hij op 31 januari 2011 het machtige rode shirt inruilde voor het rivaliserende, contrasterende blauw van Chelsea. Opeens was de enige positieve eigenschap van de spits dat hij Liverpool, na het verliezen van zijn vorm, nog maar liefst 58,5 miljoen euro opleverde. Maar menig fan zal nog terugdenken aan die Spaanse jongen, het kind van Atletico, Liverpool’s nummer 9. Die mede door zijn YNWA -aanvoerdersband voorbestemd leek om te slagen in de Engelse arbeidersstad. En volgens vele zijn beste jaren bij The Reds meemaakte. Volgens sommigen op dat moment zelfs de beste spits ter wereld.
Menig Liverpool fan zal in het geheugen de beelden zien hoe Fernando Torres, met zijn blonde, galopperende haar, zijn loshangende shirt met het legendarische nummer 9, op kenmerkende wijze op zijn knieën voorbij glijdt. Met zijn armen gespreid, na één van zijn in totaal 81 gescoorde goals. Beelden ondersteund door de herkenbare melodie van het lied uit de Amerikaanse burgeroorlog in de negentiende eeuw: ‘ When Johnny Comes Marching Home ’. En deze fan zal in gedachten, voorzichtig getreurd, zingen:
“His armband proved he was a red, Torres, Torres ‘You’ll Never Walk alone’ it said, Torres, Torres.
We bought the lad from sunny Spain, he gets the ball, he scores again. Fernando Torres, Liverpool’s number 9!”