Het geïmporteerde gerecht dat intussen al net zo ingeburgerd is als onze eigen Koningin Máxima. Babi pangang is één van de meest populaire gerechten in Nederland en het heeft dan ook ongetwijfeld ooit eens bij jou op de eettafel gestaan. Waarschijnlijk haal je het zelf gewoon bij die chinees om de hoek en heb je jezelf nooit eens afgevraagd 'Waar komt babi pangang eigenlijk vandaan?'
Die vraag stelden Joris Vermeer, Joost Engelberts en Bas Zwartepoorte zichzelf wél, met een wereldwijde zoektocht en met het boek 'De Aardappeleters' tot gevolg. De heren gingen op zoek naar de herkomst van enkele 'oer Hollandse klassiekers' in de verste streken van onze wereldbol. Het resultaat? Een kookboek vol verrassende recepten en avonturen met babi, bolo en bbq. Ook bevat het epische verhalen over nazi’s en spaghetti, maffia en kaasfondue en zeezieke koeien en vleesthee. De mannen legden een onvergetelijke reis af, vol memorabele ontmoetingen, zoals met de laatst levende telg van het roemruchte geslacht Stroganoff, die sinds de dood van haar moeder nooit meer een fatsoenlijke boeuf stroganoff heeft gegeten. Kortom, een ideaal boek voor als de schoonfamilie komt eten. Waarom? Nou, je hebt een mega lekker gerecht wat je voor hun snufferd kan zetten en tegelijkertijd een goed verhaal om ze de oren van hun kop mee te kletsen.
Goed, verder met de vraag waarvoor we hier eigenlijk waren. Waar komt babi pangang nou eigenlijk vandaan? In eerste instantie zeg je natuurlijk dat Chin.-Ind. Spec. restaurant waar je al van jongs af aan chinees haalt. Toch ligt daar niet de oorsprong van dit varkensvlees gerecht. Die Chinees-Indische specialiteitenrestaurants zijn namelijk op-en-top Hollands. Het is een combinatie van keukens die je alleen in Nederland en Indonesië zelf tegenkomt en die totstandkoming ligt in de geschiedenis die de twee landen delen met elkaar. Indonesië heeft namelijk een hele bloedige en langdurige onafhankelijkheidsoorlog met Nederland achter de rug.
Veel Hollanders keerden terug met een veranderd smaakpalet en ook de toestroom van Indische migranten zorgde voor een plotselinge behoefte aan Aziatisch eten in ons land. In die behoefte werd voorzien door de Chinese restaurants die al in ons land gevestigd waren. Zij waren namelijk grotendeels afkomstig uit Nederlands-Indië en zijn na WOII naar Nederland geëmigreerd, waardoor ze bekend waren met zowel de Chinese keuken als de Indische en Nederlandse keukens. Zij zagen een lekker verdienmodel in die behoefte naar nieuwe smaken en begonnen daarom te experimenteren met Indische gerechten waarvan ze dachten dat ze in de smaak zouden vallen bij de kaaskoppen. Slimme Chinezen.
We kunnen jullie wel blijven vervelen met ons verhaal, maar we kunnen beter de kenner aan het woord laten. Hier een korte preview van het intrigerende babi pangang verhaal:
Voor de Indonesische babi ben ik naar Sumatra gereisd. Hier leven de Batak. Het verhaal van dat volk laat zich haast lezen als een stripboek van Asterix en Obelix. Het is een van de laatste christelijke volkeren in Indonesië. Het land is inmiddels het grootste moslimland ter wereld, maar de Batak zijn door de Hollanders gekerstend. En daarom eten zij wél varkensvlees. Het Batak-gebied ligt behoorlijk afgelegen. Je rijdt over hobbelige wegen door het oerwoud. Het gebied is bergachtig, mistig en het ruikt er overal naar de onmiskenbare Indonesische combinatie van de kreteksigaret, verbrand plastic en regenwoud. Je merkt het meteen wanneer je het leefgebied van de Batak nadert. De geur verandert namelijk langzaam. Eerst zie je langs de weg een restaurant dat adverteert met varken. Dan nog een. Dan twee. En ten slotte: Een hele straat met meerdere restaurants die allemaal schreeuwen dat ze het beste geroosterd varken van de buurt verkopen. En dat ruik je. De hemel.
Ik ben op bezoek bij oom Kumis, oftewel oom Snor. Hij is een Batak in hart en nieren en heeft mij uitgenodigd om samen met hem de originele versie van het Indonesische gerecht klaar te maken. We moeten er eerst voor naar de markt. Bij het kraampje waar oom Snor zijn varkensvlees koopt, neemt hij ook zakjes varkensbloed mee. De Batak maken de saus namelijk op basis van bloed, vermengd met sinaasappel, limoenblad, sereh en een heel bijzonder pepertje, de andalimanpeper. Wanneer het vlees op lange spiesen op een houtskoolvuurtje geroosterd is, worden alle ingrediënten bij het bloed gedaan en wordt de saus langzaam verwarmd. Het is een recept van niets, maar zo ongelofelijk lekker.
Het boek De Aardappeleters is verkrijgbaar bij Thomas Rap .