Het is alweer drie jaar geleden dat de wereld afscheid moest nemen van Tim Bergling, beter bekend als Avicii. De Zweedse top dj kampte jarenlang met gezondheids- en verslavingsproblemen en werd op 20 april 2018 dood aangetroffen in Oman. Na de indrukwekkende documentaire Avicii: True Stories over het leven van Avicii, is er nu een biografie geschreven over Tim Bergling en zijn zoektocht in het leven. Wij mogen alvast een voorpublicatie van dit meeslepende boek met jullie delen. Avicii
Ondanks dat Avicii slechts 28 jaar oud is geworden, is hij met nummers als Levels, Hey Brother en Wake Me Up toch een legende voor het leven. Helaas moest Tim Bergling al zijn succes tegen een torenhoge prijs betalen. Hij leed aan faalangst en bezweek onder de druk van het bekend zijn en continu moeten presteren. Tim belandde in een zware depressie en raakte verslaafd aan alcohol en pijnstillers..
Tim
Om het leven van Avicii in kaart te brengen is Zweedse onderzoeksjournalist Måns Mosseson in gesprek gegaan met Tim’s familie, vrienden en collega’s uit de muziekindustrie. Hierdoor heeft hij een realistisch beeld kunnen schetsen van het aangrijpende leven van Tim Bergling. Het boek gaat over Avicii's ongekende talent, maar vooral ook over je weg vinden in het leven terwijl je al op jonge leeftijd te maken hebt met stress, depressie, angst, succes, roem en verslavingen.
Het boek Tim kan je online bestellen en ligt ook al in de schappen van de boekwinkel. Wij hebben hieronder vast een fragment uit het boek voor je.
Voorpublicatie: Tim
Het was de hoogste tijd om de wereld te laten zien wie de baas was.
Tim en Arash hadden afgesproken dat Avicii niet weer een houseartiest zou worden die uitsluitend singles maakte. Hij zou een echt album uitbrengen. Daarom zaten Tim en Emily in een taxi op weg naar het hoofd kantoor van Universal in Santa Monica. Tim was zenuwachtig. Hij wist niet goed wie de man die hij zou ontmoeten was, of wat hij zou moeten zeggen tegen de hoogste platenbaas van de vs. Arash had gezegd dat Neil Jacobson soft was, maar hij was nog steeds een van de hoogste beslissers van Interscope, een onderlabel van Universal – een echt zwaargewicht.
De gêne werd gevolgd door angst. Neil Jacobson bleek een luidruchtige en praatgrage man uit de grote stad New York te zijn, die Tim en Emily binnenliet in zo’n hoekkantoor dat ze uit films kenden, waarin de baas golfballen putte over het tapijt terwijl hij via de speakerfunctie op de telefoon besluiten nam die levens veranderden. Jacobson had er nog een schepje bovenop gedaan: hij had niet alleen een putt en ballen, maar ook een basketbalnet aan de deur. Nu ging hij op zijn stoel zitten, gekleed in zijn versleten merkspijkerbroek en overhemd, en nam direct de leiding van het gesprek.
Jacobson vertelde over het model voor songwriters dat hij was gaan gebruiken. Hij was ervan overtuigd dat de elektronische muziek hierdoor volwassener zou worden en haar volledige potentieel als popmuziek zou bereiken. Vroeger kreeg hij altijd instrumentale nummers van een producer, demo’s die hij artiesten liet horen, die dan mochten kiezen op welke muziek ze het liefst wilden zingen. De beat was altijd het belangrijkste geweest, zang en tekst waren ondergeschikt. Maar omdat de productie van een nummer – hoe de instrumenten geluidstechnisch klonken – zo tijdgebonden was, waren veel housenummers al snel gedateerd geraakt. Een geluid dat de ene zomer heftig was, kon het jaar erna pijnlijk oubollig klinken. Met deze manier van werken waren maar weinig tijdloze klassiekers geproduceerd.
Neil Jacobson had bij Will.I.Am, de producer van de groep Black Eyed Peas, gezien hoe je het anders kon aanpakken. Drie jaar eerder, toen ze met David Guetta over de halve wereld platina verkopen hadden gehaald, was Neil het klankbord van de groep geweest en had hij gezien hoe de producer werkte. Will.I.Am componeerde de melodieën van de nummers op zijn gitaar. Pas wanneer de basis klaar was, voerde hij de schets in de computer in en kleedde zijn naakte demo dan elektronisch aan. Hij maakte zogezegd een remix van zijn eigen akoestische nummer. Tim Bergling luisterde geïnteresseerd toe. Neil bracht de manier waarop hij zelf al werkte onder woorden. Hierdoor was de samenwerking met Salem en Vincent juist zo cool: dat de melodieën, het kloppende hart van de nummers, centraal stonden. Precies zo wilde hij werken.
Neil ging nu zelfs zo ver dat hij alle songwriters vroeg om de ritme-instrumenten uit hun schets te halen. Het nummer zou een bepaalde flow moeten hebben, wat voor productie ze er ook van zouden maken. Zijn computer stond vol met dergelijke demo’s, die hij achterwaartse nummers noemde.
‘Bedenk eens hoe het in Hollywood gaat,’ zei hij. ‘Er worden miljoenen dollars aan het manuscript besteed voordat er andere besluiten worden genomen, want zonder een goed script wordt het geen goede film, hoeveel je er naderhand ook aan sleutelt.’ Jacobson merkte dat filmliefhebber Tim Bergling de analogie op prijs stelde. ‘Jij bent de regisseur. Maar we moeten wel heel doordacht het manuscript kiezen.’ Tim wist al met welk nummer hij deze methode wilde uitproberen. ‘Ik wil met Paul Simon samenwerken,’ zei hij. ‘En met Stevie Wonder.’
Toen ze afscheid van elkaar hadden genomen, liet Neil Jacobson tot zich doordringen wat Tim eigenlijk had gezegd. Jacobson werkte op dat moment al lang in deze branche, maar de voorstellen voor deze partners verbaasden hem toch zeer.
Tot nu toe was de Europese house redelijk binnen de kaders groter geworden: Swedish House Mafia had gewerkt met Pharrell Williams, Calvin Harris met Rihanna, David Guetta met de Black Eyed Peas. Oké, die samenwerkingen gingen over onuitgesproken grenzen heen – van de club naar de gelikte popwereld, van Europa naar de vs – maar het waren wel collega’s uit dezelfde tijd.
Tim had muzikanten als Paul Simon gewild, een legendarische zanger die in de jaren zestig ingenieuze liedjes had gemaakt. Wist Simon eigenlijk wel wat housemuziek was? De andere verzoeken die Tim had geuit waren ook niet makkelijk in te willigen. Mick Jagger had bedankt, de vertegenwoordigers van Van Morrison gaven vage antwoorden, een soort half misschien. Met Slash, de gitarist van de hardrockband Guns N’ Roses, had Neil niet eens contact kunnen krijgen. Evenmin als met Stevie Wonder en Sting. Hij begreep wel waarom. Avicii had op dit moment enorm momentum – ‘I Could Be the One’, een nummer dat hij met de Nederlandse producer Nicky Romero had gemaakt, was in GrootBrittannië direct op de eerste plaats van de singlelijst beland. Maar waarom zou een oude rocker als John Fogerty daar iets om geven? Voor deze tevreden mannen wier carrièrehoogtepunt minstens twintig jaar achter hen lag, was Avicii in het beste geval een obscure Zweed met een zomerhit.
Op de veertiende hole van de golfbaan van de Bel-Air Country Club kreeg Neil Jacobson ineens een wild idee. Hij speelde die dag met een man van zeventig uit Texas, een jeugdidool van Jacobson. Eind jaren zestig had Mac Davis Elvis Presley geholpen zijn carrière nieuw leven in te blazen door de nummers ‘A Little Less Conversation’ en ‘In the Ghetto’ voor de ster te schrijven. Daarna had Davis een eigen carrière als countryzanger gehad, hij was filmster geweest en had in musicals op Broadway gestaan. Hij dichtte ingetogen teksten over de liefde en over uit elkaar gaan en Neil Jacobson vond dat Mac Davis niet alleen een imposante golfswing had voor zijn leeftijd, maar ook een van de grootste songwriters van het land was.
‘Hé, Mac,’ zei Neil net voordat hij afsloeg. ‘Wat zou je ervan denken om voor Avicii te schrijven?’ ‘Ik heb geen idee. Wie is dat?’
‘Een jonge knul die elektronische muziek maakt.’ Mac Davis keek wantrouwend naar zijn jongere vriend. Davis was een troubadour, een verteller, een man die er dagen over kon doen om het juiste ritme en rijm te vinden. Zijn zonen hielden weliswaar van die opzwepende dancemuziek, maar daarin leek nauwelijks aandacht te zijn voor de tekst. ‘Moet je horen,’ zei Jacobson. ‘Deze jongen is drieëntwintig en heeft vorig jaar miljoenen verdiend.’ ‘Oké,’ zei Mac Davis lachend. ‘Waarom ook niet?’
Universal had eigen opnamestudio’s in Santa Monica. Neil Jacobson wees de weg naar een kamer met gedimde verlichting en een paar diepe leren stoelen. Op de grond lag een dik Perzisch tapijt, aan de ene kant stond een mengpaneel zoals Dr. Dre had gebruikt voor The Chronic, een van de grootste hiphopalbums ooit.
Jacobson stelde de veteraan en de nieuwkomer aan elkaar voor, waarna Mac Davis zijn donkerbruine gitaar pakte en ‘Black and Blue’ zong, een schets die hij al had, over een man die met een kater en een gebroken hart wakker werd in zijn hotelkamer. Tim Bergling genoot van het luisteren. Hij had de afgelopen jaren allerlei voorstellen voor teksten gekregen die over borsten, konten en strippalen gingen. Dit was totaal anders. Dit verhaal draaide misschien ook om liefde en lust, maar werd ook gekenmerkt door bitterzoet realisme.
Mac Davis ging verder. Hij liet de volgende demo een toonsoort zakken, van D naar C, om de melodie sneller te kunnen spelen en dan op te bouwen naar de hogere tonen. Hij had begrepen dat het in dit genre zo hoorde te klinken. De ballade die hij nu zong noemde hij ‘Addicted to You’. Ook dit was een liefdesgeschiedenis, over iemand die bijna verblind was door passie.
Tim stopte het gitaargeluid in zijn computer en zette zijn koptelefoon op. Zijn vingers vlogen over de toetsen, Mac Davis zat achter Tims rug en zag zijn gezicht weerspiegeld in het blauwe licht van het scherm. Na twintig minuten zette de Zweed zijn koptelefoon af en draaide zich om.
‘Wat vind je ervan?’
Uit de luidspreker klaterde muziek die groots klonk, als een heel orkest. Zelfs over Elvis Presley was Mac Davis niet zó enthousiast geweest.
Winactie
Al enthousiast? Wij ook. Goed nieuws, want we mogen drie exemplaren van Tim weggeven. Je doet mee aan de winactie door in de comments op Facebook te laten weten waarom jij dit boek in jouw boekenkast moet hebben staan. Waar wacht je nog op? Ga snel richting de comments en maak kans op dit mooie boek over een van de meest spraakmakende dj's aller tijden.